Aan iedereen die ‘chips’ zegt en niet ‘shit’

 

Ik heb een nogal keurig dochtertje (zo een die baalt als het zaterdag is omdat ze dan geen school heeft) die mij corrigeert als ik ‘shit’ zeg.

 

 

Laatst had mijn man even een minder moment in de keuken waarbij onze lieve heer ook een paar keer werd aangeroepen, afgewisseld met nog een paar andere vaktermen. ‘Papa, ik begrijp best dat je even boos was en dat je dan iets wilt zeggen,’ sprak de kleine professor, ‘maar dan kun je misschien beter ‘chips’ zeggen.’

 

Toen ik kinderen kreeg heb ik een aantal dingen met mezelf afgesproken. Dat ik het nooit over ‘de kids’ zou hebben met mijn man, dat hij me standrechtelijk mocht laten executeren als ik hem zou aanspreken met ‘papa’ en dat ik geen bakfiets zou kopen (al heb ik daar later best spijt van gehad want het lijkt me reuzehandig en knus, zo’n fiets waar je hele gezin in geperst zit.  Maar ook dat ik alleen maar ‘chips’ zou zeggen tegen stukjes aardappel die in het frituurvet hebben gelegen.

 

Omdat mijn dochter chipst dat het een lieve lust is, betrap ik mezelf ook wel eens op een onverwacht ‘chipsje’. Ik vergeef het mezelf omdat ik het alleen doe in het bijzijn van mijn kinderen, maar zodra de eerste chips mijn mond vermomd als vloek verlaat tussen mijn collega’s… Dan mag je me afvoeren.

 

Een paar dagen geleden appte een ouder in een appgroep een klein paniekbericht. Mijn dochter las het bericht voor (dat doet ze tegenwoordig) en sprak: ‘Chips, ik ben een afspraak vergeten. Kan iemand mij vervangen?’ Ik viel even stil. Chips? ‘Maar dat zeg jij toch?’ vroeg ik haar. Ja, knikte ze braaf. Ik zei het. Oh gelukkig, dacht ik, een vader die bewust het woord ‘chips’ als een soort oopsiedaisy intikt in een appgroep, dat kon gewoon niet bestaan. Maar mijn meisje vervolgde: ‘Ik zei het omdat het in dat berichtje staat.’ Zij was heel content, maar ik dacht alleen maar: waar moet het heen met de wereld?

 

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach