We zijn er bijna, we zijn er bijna

 

 

Weet je nog hoe je vroeger op vakantie ging? Met de auto naar Drenthe. Of misschien wel verder weg naar het Zwarte Woud, Italië of Joegoslavië. Wat een wereldreis was dat hè?

 

 

En dan al die kilometers in een bloedhete auto zonder airco. Geen tablet of telefoon om te Netflixen. Geen Nintendo om te gamen. En al helemaal geen navigatiesysteem dat je moeiteloos de weg wijst.

 

29 dingen die we ons hier op de redactie herinneren van de jaarlijkse autoreis naar de vakantiebestemming uit onze jeugd.

 

1.     De achterbak van de auto zat stampvol. Op het dak lag een berg met kampeerspullen. En aan de auto hing een aanhangwagentje met de rest. En toch reden we nog 80 kilometer per uur. Helemaal naar Spanje.

 

2.     Mijn moeder had de avond voor vertrek van die kleffe witte bolletjes klaargemaakt. Met pindakaas en leverworst. Heerlijk, als we even stopten bij het pompstation om de benen te strekken.

 

3.     Mijn zusje en ik zaten zonder gordels achterin de auto en konden af en toe languit om en om op de achterbank liggen. Met de autodeuren op het kinderslot.

 

4.     De geur van gekookte eieren. Lekker hoor zo’n eitje pellen onderweg. Maar die muffe geur bleef wel heel lang hangen.

 

5.     Maanden had ik gespaard voor een walkman. Gelukkig had ik een heleboel batterijen extra bij me, want die waren natuurlijk zo op.

 

6.     Op cassettebandjes hadden we liedjes uit de Top-40 opgenomen en die werden heel vaak opnieuw gedraaid. Als het te warm werd in de auto dan gingen die bandjes steeds langzamer spelen.

 

7.     We waren de hoek nog niet om of ik had de stoel voor me al onder gespuugd.

 

8.     Je moest nog Nederlandse guldens inwisselen om onderweg de tol te kunnen betalen. Duitse Marken, Oostenrijkse Shillingen en Italiaanse Lira. Zo zat mijn moeder met verschillende enveloppen met vreemde valuta op haar buik.

 

9.     Als je al je Suskes en Wiskes allemaal drie keer had gelezen, ging je maar eindeloos naar buiten kijken. En zwaaien naar de auto achter je.

 

10.  Mijn Barbies gingen natuurlijk mee. Maar wat lastig om in een rijdende auto naar zo’n verloren Barbieschoentje te zoeken zeg. Die zag ik natuurlijk nooit meer terug.

 

11.  Een boek lezen ging niet want daar werd ik kotsmisselijk van. De hele weg zat ik met een klein emmertje naast me. Ondanks de reispilletjes. Die waren vaak zo vies, dat ik daar al niet lekker van werd, en ze hielpen voor geen meter. En dan moest je zo snel mogelijk het raampje naar beneden draaien, voor het geval dat…

 

12.  Ik doe een moord voor die lekkere saucijzenbroodjes en koffiekoeken die mijn moeder altijd meenam voor onderweg.

 

13.  Eenmaal op de snelweg probeerde mijn vader altijd om met de auto met aanhangwagentje kort achter een vrachtwagen voor ons te rijden. Door in de slipstream daarvan te rijden bespaarden we benzine. Dat het misschien ook gevaarlijk was, daar dacht ik niet over na.

 

14.  Wij hadden altijd zo’n groen kerstboompje aan de autospiegel hangen. Die geur was niet te harden…

 

15.  Voor we bij de grens waren, hadden mijn zusje en ik al drie rollen Fruitella opgesnoept en waren we stomvervelend van de suikerkick.

 

16.  We gingen maar een keer per jaar op vakantie, want mijn vader had maar veertien dagen vrij.

 

17.  Wij namen altijd potten appelmoes en aardappelen mee, want we lustten geen spaghetti. Suf hè, nu vind ik het heerlijk. Omdat we voor twee weken eten mee hadden, helde de auto gevaarlijk achterover.

 

18.  We deden altijd een wedstrijdje wie het eerste tien rode auto’s had geteld.

 

19.  Ik was thuis de jongste met twee oudere broers die elkaar altijd in de haren zaten. Tijdens de reis werd ik altijd tussen hen in gezet. Ik heb wat klappen van die gasten opgevangen, niet normaal.

 

20.  Vijftienhonderd kilometer rijden in de bloedhitte (zonder airco) naar de camping in Spanje en eindeloos in de file staan op de Autoroute du Soleil. De hel. Wat ben ik blij dat ik nu met het vliegtuig kan.

 

21.  Wat was ik altijd blij met het Jippo-vakantieboek. Dat las ik wel 100 keer.

 

22.  Ik zat altijd tussen mijn zussen in het midden van de achterbank. Met de koelbox voor me. Ik kon dus nooit mijn benen naar beneden laten bungelen.

 

23.  Hoe vaak zijn we niet teruggereden omdat mijn moeder vergeten was om het koffiezetapparaat uit te zetten. Stond natuurlijk altijd uit.

 

24.  Mijn vader had het kentekenspel verzonnen: welke woorden kun je met de letters van het kenteken maken.

 

25.  Mijn moeder toverde altijd een doos met versgebakken gehaktballetjes tevoorschijn. Nu was de vakantie pas echt begonnen.  

 

26.  We reden met de raampjes open omdat mijn ouders gewoon hun sigaretjes in de auto rookten.

 

27.  Op de Périphérique in Parijs reden we altijd fout omdat mijn moeder de kaart niet goed gelezen had. Met als gevolg dat mijn vader uit zijn dak ging en mijn ouders elkaar urenlang negeerden. Dan was het toch een heel eind naar Bordeaux.

 

28.  Die maaiende arm van mijn vader, als mijn broer en ik weer eens zaten te klieren. Nog een wonder dat hij op de weg bleef letten en geen ongeluk veroorzaakte.

 

29.  De hele buurt kwam ons uitzwaaien als we voor drie weken naar Joegoslavië vertrokken. Ze zouden toch wel weer terugkomen? Van achter dat IJzeren Gordijn?

 

Door: Irene Smit

Irene is redacteur bij Franska.nl. Met haar man, twee pubers en een teckel woont ze in Haarlem. Ze zou graag willen zingen als Ella Fitzgerald en koken als Nigella Lawson. Tot het zover is, blijft ze lekker schrijven over allerlei zaken die haar verbazen.

Afbeelding van Irene Smit