Wieke en haar man winkelen

‘Of hij het echt heeft gekocht? Gelukkig niet, want dan zouden we die 40 jaar nét niet hebben gehaald.’

 

 

 

[‘Bah,’ zeg ik, als we door een mooi straatje in het Franse Monpazier lopen. We zien een leuk gekleurd uithangbord met een gans erop. Een lekkere dikke gans met een strik om zijn nek. Alleen gaat dit over ganzenleverpaté en dat komt de deur niet meer in sinds ik weet hoe dat spul tot stand komt. ‘Het is wel heel erg lekker,’ meent man, ‘ook niet een héél klein stukje? Want het is er immers al?’ Néé. Als iedereen zo redeneert, blijft het zo. We kopen het niet. Punt.

 

Dan passeren we een bontgekleurde etalage met aardewerk waar ik verliefd op word. Er staat een verleidelijke rode kan met witte stippen. ‘Néé,’ zegt man, ‘je hebt al honderdduizend kannen.’ Hij trekt me mee en ik ruk me los. ‘Ik ga tóch naar binnen!’ deel ik mee en loop het winkeltje in. Kannetjes in alle maten en soorten en ik zie die rode al bij ons thuis staan, met felgekleurde dahlia’s erin. Of met ijskoude sangria, kan ook. Beter zelfs. Kwijl kwijl kwijl. ‘Er kan niets meer bij in huis, of er moet eerst iets uit,’ tempert man een eventuele aankoop. ‘Dan doe ik toch een ander kannetje weg?’ opper ik. Al zou ik niet weten welk kannetje, want ik wil ze allemaal houden. Tsja, geen foie gras, dan ook geen kannetje.

 

Het is loeiheet (ik heb het over zes dagen geleden, toen was het ook in Frankrijk om te stikken) en ik vergeet geld te halen en dus vergeet ik ook het kannetje. Totdat we terug zijn op de camping, waar we met dochter en de kleinkinderen kamperen. Ik wijd lyrisch uit over het pittige rode kannetje, man herhaalt nog eens waarom dat kannetje er niet meer bij kan. Dochter begrijpt mij helemaal. Wij kijken elkaar aan en rollen seinend met onze ogen. Da’s verfijnde ogentaal, alleen mogelijk tussen vrouwen. Later in de week gaat zij met haar dochters naar Monpazier, terwijl wij op de kleine man passen. Vanuit de winkel appt ze: ‘We hebben je kan hoor!’ Ik app terug dat ik gigantisch verrast zal doen.

 

Als ze terugkomen, pak ik verbaasd met veel oh, ah en had-je-niet-moeten-doen de kan uit. Als bonus hebben de lieverds er kopjes bij gekocht. ‘Het leven bestaat uit toevalligheden,’ constateert man. Dat vinden wij nou ook. ‘Ik denk,’ peinst hij, ‘dat ik zo even foie gras ga kopen in Monpazier’. Of hij het echt heeft gekocht? Gelukkig niet, want dan zouden we die 40 jaar nét niet hebben gehaald.

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

 

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.