Op één lullig takje zitten er wel tien. Kun je nagaan hoe het met de rest van de honderdduizenden takjes zit. Een compleet leger.
Vol afgrijzen las ik berichten van vriendinnen over de buxusmot in hun tuinen. Wat was ik een bofkont dat die beestjes mijn tuin oversloegen. Ik denk dat ze in ’t geniep kunnen lezen en dachten: ‘Aha, bij haar van Biesheuvel is nog een tuin vol lekkers!’ En daar heb je ze hoor. Ze waren er vorige week nog niet en nu zijn ze massaal ontpopt in de buxusstruikjes. In onze heggetjes om twee perken, die er binnen de kortste keren niet meer uit zullen zien als we niet ingrijpen.
Op één lullig takje zitten er wel tien. Kun je nagaan hoe het met de rest van de honderdduizenden takjes zit. Een compleet leger. Je ziet een hele struik binnen een dag kaal worden. Op internet lees ik dat één vrouwtjesmot wel 800 eitjes legt in haar korte leven. Man bestelt een milieuvriendelijk bestrijdingsmiddel. Ik fotografeer de rupsen, vlak voor ze straks het leven laten. En dan vind ik het natuurlijk weer zielig. Ik begrijp nu ook waarom de koolmeesjes vorige week ineens in de buxusstruiken zaten. Lekker rupsen snacken. Maar er valt niet tegenop te eten voor de mezen. Nu vraag ik me af: moeten we dat wel doen, dat bestrijdingsmiddel? Gaan de meesjes dan niet óók de pijp uit omdat ze giftige rupsen eten?
Rupsen moeten ook eten. Alles op deze planeet wat leeft, moet eten. En altijd benadeel je dan wel een ander wezen. Het bestrijdingsmiddel arriveert. ‘Nog heel even niet!’ beding ik. ‘Als we nog drie dagen wachten, hebben we geen buxusstruiken meer,’ waarschuwt hij. Nee, zucht, dat klopt. Dan het leven door zonder buxusstruiken? Die rupsen gaan vanzelf weg als alles op is. ‘We kunnen ook drastisch die perken veranderen in iets anders,’ stel ik voor. ‘Ga jij alles uitgraven?’ vraagt hij. Nou nee. Daar hebben we Nico voor, onze stoere nieuwe tuinman. Zo iemand die doorgaat tot een klus af is. Hij is nog op vakantie en ik hoop dat hij gauw langskomt. Misschien weet hij een rupsenlist. Het zijn echt rupsjes nooitgenoeg, zo klein als ze zijn. In Zambia eten ze rupsen. Wie weet zijn ze hartstikke lekker. De een wil de ander en die ander wil die ene niet en die ander wil een ander… liedje van Ramses Shaffy. Dit gaat op voor alle schepsels die elkaar opeten. Zal ik er een paar bij de borrel serveren vanavond en pas zeggen wat het is als ze op zijn?
Door: Wieke Biesheuvel
Wieke Biesheuvel is columnist bij Libelle, schrijft boeken, woont in Zambia en helpt de plaatselijke bevolking met medewerking van haar vriendinnen hier aan waterputten.