Oké, routeplanner opnieuw ingesteld en jawel hoor, na heel lang omrijden waren we er eindelijk. Helaas, er was niets. Helemaal niets. En al zeker geen parkeerplaats. Alleen maar woonhuizen. Dus maar weer gebeld. Vervolgens vertelde dezelfde man dat we naar de Aussenallee moesten. Zo gezegd zo gedaan, maar wel met in het achterhoofd dat, mochten we het niet vinden, we nog dezelfde nacht naar huis zouden rijden. Enfin. Aussenallee was het dus ook niet. Uiteindelijk toch maar weer zelf met de kaart aan het zoeken geslagen.
Onderweg vroeg ik me hardop af, of we deze grappenmakerij misschien nog tegoed hadden uit de fifties en begin sixties, toen zo ongeveer iedereen in het ‘naoorlogs verzet’ zat en we elke Duitser die ons de weg vroeg met opzet verkeerd stuurden. ‘Immer geradeaus’, was het standaard antwoord dat je moest geven. Dat wist ieder kind.
Gelukkig konden we toen weer lachen en vonden we het hotel. Dat we die jongen niet al te aardig vonden leek hem niet te deren. Misschien had ik het goed gegokt en was dit echt nog even een wraakactie die hij weer van z’n ouders had geleerd. We zullen er wel nooit achter komen, maar gek was het wel.