Zo overwon ik mijn angst voor spinnen
Moord en brand schreeuwde ik. Zelfs als hij helemaal niet zo groot was.
Máááhááámmm! Spiiiinnnn! Dan kwam mijn moeder aangelopen, haalde haar schouders op, plukte het ieniemienie spinnetje van de muur en zette hem buiten. Soms wat mopperend, ‘ze doen niks hoor’.
Nou, spinnen deden me wel degelijk wat. Ik hoefde ook maar één blik op zo’n achtpotig mormel te werpen en ik kreeg acute hyperventilatie. Slapen in een kamer waar een spin zat? Van mijn lang-zal-ze-leven NIET!
Interessant werd het toen ik op kamers ging wonen
In mijn eerste, vrij kleine studentenhuis was ik weleens een nachtje alleen thuis. Op één van die avonden vond ik een heel grote (zo meende ik) spin in mijn gordijn. Tja, geen stoere moeder in de buurt die al schouderophalend het sujet naar buiten escorteerde.
Gelukkig had ik nog een extra troef. Mijn vriendje woonde aan de andere kant van de stad. Dus werd hij opgetrommeld om het beestje buiten te zetten. Probleem opgelost. Gezellige nacht gegarandeerd.
Maar toen woonde ik jaren later ineens als single lady in de polder
Ik viel als een blok voor het uitzicht op de weilanden en het geblaat van de schapen. Waar ik echter ik geen rekening mee gehouden had, was de hoeveelheid spinnen die zo’n polderhuisje met zich meebrengt.
De eerste nacht hing ik al in de gordijnen, omdat meneer spin had besloten om in mijn bed te gaan slapen. Mijn 1001 verwensingen en het gooien van boeken en vieze sokken maakte totaal geen indruk. Wat nu?!
Net voor ik besloot op de bank te gaan slapen zag ik nog drie spinnen zitten
Ik kreeg het eerst warm, daarna koud en toen toch weer warm. Hoe overleef ik dit? Daar, die nacht, zo halverwege het gordijn besloot ik: Ik moet hier iets mee, anders heb ik geen leven. Dus heb ik al vloekend en gillend de spin met een wc-papiertje opgepakt en naar buiten gesmeten.
Toen zaten er nog maar drie… Zwetend en trillend plette ik ze tegen het plafond. Slapen lukte daarna niet meer van alle spanning, maar ik had het wel zelf opgelost. Ergens was ik daar best trots op.
Ik sprak met mijn buurvrouwtje over de spinnen. Zij zette ze altijd met blote handen buiten
Nou, dat durfde ik écht niet! Maar na een tijdje voelde het niet goed meer om alles maar te pletten omdat ik bang was voor die beestjes. Ze deden immers écht niks en zijn juist heel nuttig. Dus probeerde ik een keer een piepklein, bijna doorzichtig spinnetje op te pakken en buiten te zetten. Ik voelde wat kriebelen, maar eng vond ik het niet.
Inmiddels is het acht jaar later en hebben al mijn spinnen een naam
Nee, ik moet het goed zeggen, een spin heet ‘een Joris’. Joris is als het ware een soortnaam. Afhankelijk van waar de spin zit en hoe lang hij er zit, krijgt hij soms een naam. Zo heb ik nu al een paar weken Diederick in mijn badkamer zitten. Een ielepieterig spinnetje met enorm lange poten. Hij zit daar gezellig te zitten terwijl ik mijn tanden poets.
Soms wordt de spinnenpopulatie te talrijk, dan pak ik een keukentrappetje en pak ze een voor een op om ze vervolgens terug in het bos te zetten. Het klinkt gek (ik weet het, idioot), maar ik vind het nu dus een soort van gezellig, al die beestjes om me heen.
Mijn geheim om spinnenangst te overwinnen is…
Op een plek gaan wonen waar je héél veel spinnen hebt. Wellicht kom je niet op het punt dat je ze een naam gaat geven, maar succes gegarandeerd. Ook namens Diederick.