Zie je wel

 

May heeft met haar gezin een vorm gevonden waarin ze elkaar vinden, maar toch knaagt het soms.

 

 

Lukt het je om je andere kinderen voldoende aandacht te geven? De meest gestelde vraag zodra ik vertel dat ik een bijzondere en beperkte dochter heb maakt me altijd aan het twijfelen.

 

Ik heb het gevoel van niet. Flo kan, zoals het een goed autist betaamt, uren en uren zoet zijn met het organiseren van haar knuffels. Dat doet ze in de beslotenheid van onze kamer terwijl ik me beneden met de andere meisjes uitleef met Just Dance of luister naar hun verhalen over het jongetje uit groep 5 dat in groep 6 mag aanmonsteren.

 

Ook probeer ik soms echt momenten voor hen te creëren waarbij de grote, soms malle zus geen stoorzender kan zijn. Bij kijkavonden op school probeer ik een oppas te regelen. En toen we donderdag naar de kapper gingen zodat ze op hun mooist aan het diner op school konden verschijnen, boekte ik dat ook speciaal voor twee. Hun moment.

 

Maar natuurlijk moeten ook zij lenig zijn. En natuurlijk moeten zij accepteren dat er voor hun zus soms andere regels gelden. Hun zus mag wel bij mama in bed. Omdat ze de veiligheid nodig heeft. Soms begrijpen ze dat niet, vaak wel.

 

Ook kunnen ze soms hun verhaal lastig vertellen omdat Flo een film aan het navertellen is en in dat proces niet onderbroken wenst te worden. En als je zusje op het vliegveld in Italië ineens haar pyjama aan wil trekken omdat het officieel bedtijd is, wens je als ‘zusje van’ ook dat er een heel groot gat onder de vloer verschijnt waarin je kunt verdwijnen. Dat begrijp ik best.

 

Ik denk dat we als gezin een vorm hebben gevonden waarin we elkaar vinden.

 

Toch kiert en knaagt het soms bij me. Zoals vrijdag: Igoné heeft zwemles en de andere meisjes willen mee. Flo staat te trappelen om naar ‘de winkel’ te gaan om daar met de Sesamstraatpoppetjes te spelen en aangezien die winkel vlakbij het zwembad is, tel ik één en één bij elkaar op. Zodra het zwaai-signaal in het zwembad luidt, springen Belize, Flo en ik in mijn autootje richting de winkel. Daar is het feest. Heel veel Sesamstraat-personages. Die moeten allemaal één voor één van het haakje. Ernies bij Ernies, Bert bij de andere Berten, Pino bij de Pino’s en ga zo nog maar even door.

 

Heus dat ik op mijn horloge kijk. Hoe zit het nou toch ook alweer met die lestijden? Al is Igoné mijn derde kind op zwemles, die tijden master ik nog steeds niet. Hij begint om 16:20, duurt ongeveer 50 minuten (of was het nou 45?) en je moet 5 minuten van tevoren weer in het zwembad klaarstaan met je handdoek, dus… Dat betekent… Dat als we NU in de auto springen we het nét redden.

 

 

 

Maar NU in de auto springen gaat niet met een autistje. De poppetjes moesten weer terug op de haakjes. De Ernies bij de Ernies, de Berten bij de Berten en de Pino’s bij de Pino’s. Ik help waar ik kan, maar het duurt en het duurt. Na vijf minuten kap ik het af. Flo, we komen hier wel terug, maar nu MOETEN we gaan.

 

Natuurlijk springt elk stoplicht precies op rood als wij in beeld zijn. Ik parkeer mijn auto zo dichtbij mogelijk, haal mijn telefoon uit mijn tas en zeg tegen Bel en Flo dat ze blijven zitten en een filmpje kijken. Dan trek ik een sprint waar Dafne Schippers een goedkeurend knikje bij zou geven en hol de kleedkamer in.

 

Daar staat ze. Mijn meisje. Haar smalle hertenlijfje in haar blauwwit gestreepte badpakje. Er vallen druppels van haar paardenstaart. Om haar heen zie ik allemaal ouders. Druk in de weer met handdoeken en onesies en föhns en weet ik het wat. Misschien verbeeld ik het me, maar ik meen een verwijtende blik te vangen.

 

Ik hurk naast mijn meisje. Kus haar zachte wangetje. Terwijl ik met één hand haar handdoek uit haar zwemtas gris, aai ik met de andere over haar hoofd. “Oh liefje, sorry dat ik te laat ben. Was je verdrietig?”

 

Mijn meisje kijkt me aan. “Nee hoor, mama. Ik weet toch dat je altijd komt.”

 

En dan weet ik het. Wij, wij doen het misschien ietsje anders, maar wij, wij doen het goed. Heus.

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach