Wordt Wieke dement?

 

Kijkers voor ons huis, dat nog steeds te koop staat. Drie koppels, dus we moeten de hele zaterdagmiddag weg.

 

 

Bah. Zó geen zin in, maar het kan niet anders en onze makelaar is ook de klos op haar vrije dag.

 

‘Wat zullen we gaan doen?’ vraag ik Man. De terrassen zijn dicht. Hij wil naar het tuincentrum, want het buitengedeelte is open en daar kan je zonder afspraak terecht. Maar drie uur blauwbekken tussen die paar bakken primula’s? ‘We gaan naar je zus!’ stel ik voor. Dat is een uur rijden. Uur zitten, uur terug en dan is de tijd om. Nog een leuk ritje ook, langs de binnenwegen. Bij mijn schoonzus Pien is het zoals altijd heel gezellig. Volgens mijn efficiënte planning krassen we na een uur op. Ik rijd. Zegt Man na een half uur: ‘Ik heb mijn jas laten liggen en mijn portemonnee zit erin.’ Zucht. Nog een zucht. Omkeren. ‘Maak een u-bocht indien mogelijk’, zegt onze navigatietruus steeds. ‘Zet dat stomme mens uit!’ verzoek ik. Chagrijnig. Daar wordt hij weer chagrijnig van, maar hallo zeg, wie vergeet hier altijd alles? Bij zus gearriveerd, blijf ik in de auto zitten met draaiende motor. We moeten op tijd weer thuis zijn, want jongste zoon komt straks langs. Ik app hem een berichtje dat de sleutel op de bekende plek ligt. Schoonzus komt nog even gedag zeggen en ik open het portier: ‘Altijd dezelfden hè? Hoofden als zeven! Waarom zijn wij niet verbaasd!’ joelen we, ‘nou dáág!’

 

Bij benzinestation De Veenen, langs de A30, stop ik, want ik moet nodig. Ik grabbel vast een muntje uit mijn tas, dan heb ik dat vast in de aanslag. Ik doe mijn ding. Nu gauw naar huis. Hop, de garage in en fijn dat al die kijkers weg zijn. Ik pak mijn tas, die staat open en mijn telefoon zit er niet in. Eruit gevallen zeker. We halen de hele auto overhoop, zaklantaarn erbij, geen rood mobieltje. Tas ondersteboven gekeerd. Niks. ‘Je hebt hem bij Pien laten liggen’, denkt Man. Kan niet, want ik heb in de auto nog zitten appen naar zoon en ik ben die auto niet uit geweest. Hij kan eruit gevallen zijn, denkt hij. Bellen. Nee, nergens gezien. Inmiddels is zoon aangekomen, en die zoekt het telefoonnummer van het tankstation op. ‘Daar is hij echt niet,’ zo weet ik zeker, ‘want ik had mijn telefoon niet bij me op de wc.’ ‘Bel nou maar!’ vindt zoon. ‘Gelukkig vergeet mama nooit wat’, gnuift Man tegen zoon. Ik bel, bozig, want natuurlijk ligt hij daar niet. Ik stel me voor hoe ik mijn leven moet herinrichten zonder mijn telefoon. Alles staat erin. ALLES. Een alleraardigste mevrouw roept blij: ‘Ja hoor, wij hebben een telefoon gevonden op de wc!’ ‘Een rode?’ informeer ik wantrouwend. Jazeker, een rode. HOE kan dit? Ik had mijn tas niet eens bij me. ‘Jij loopt altijd met je telefoon in je hand,’ weet Man. Echt niet. Man mompelt iets over kaboutertjes, die geniepig telefoons op toiletten verstoppen en dat dit laatst nog op het journaal was. Zoon had dat ook gezien. Tuurlijk.  

 

We rijden naar het tankstation en onderweg is de lol niet uit de lucht bij Man en Zoon. ‘Ja hoor, ik haal hem voor u!’ zegt de mevrouw in het tankstation. En daar is ie weer, mijn kindje! Alleen sta ik nu stijf van de stress, want ik word vast dement. Hoe kan ik nou domweg vergeten dat ik die telefoon had meegenomen naar de wc, waar je hem niet eens nodig hebt? Nu ik erover nadenk, vergeet ik wel meer. Meestal gaat het om dingen die ik ergens neerleg zonder mijn kop erbij te houden. Sieraden (zo angstig, als je je armband kwijt bent die je bij je huwelijk hebt gekregen), Belangrijke Papieren die opduiken tussen het strijkgoed. Omdat ik niet vaak strijk, lagen ze daar dus weken. Maar dan kom ik bij zinnen: bij elke kijksessie in ons huis donder ik alles wat rommelachtig oogt ergens in een kast. Dus wie zijn de schuldigen? DIE KIJKERS! Ik niet. Ben je gek.

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel