Dat luipaardhorloge móest ik gewoon hebben
Ooit had Wieke helemaal niets met horloges. Nergens voor nodig vond ze. Tot ze tijdens een KLM-vlucht in de Holland Herald een wel heel tof exemplaar zag.
In de jaren zeventig vond ik het burgerlijk om een horloge te dragen. Onnodig, met een klok in mijn klas (tien jaar juf geweest). Elk jaar op 5 december gaf Sint Mies (mijn moeder heette Mies) me een horloge. Met een gedicht. In januari was het meestal al zoek. Zo storend, om steeds te willen weten hoe laat het was. Daar werd een mens maar overspannen van.
Mijn moeder kocht deze horloges op de markt, lekker scherp geprijsd. Veel later vroeg ik waarom ze me steeds maar weer horloges door mijn strot duwde. ‘Omdat er zoveel rijmt op ‘tijd’’ was haar verklaring. Kwijt, schijt, geit, mijt, gekkigheid, je kon er alle kanten mee op. ‘En ik had de illusie dat je er iets van zou leren en op tijd zou komen,’ zuchtte ze toen. Een mislukt project.
Op de school waar ik les gaf, kwam ik altijd te laat aanrennen. Conciërge Schillemans, met wie ik stevig bevriend was, stond als een verkeersagent te zwaaien dat ik óf snel door moest hollen, óf moest wachten, omdat de directrice door de gangen banjerde. Hij pakte mijn jas aan, zette mijn fiets weg en duwde me in de juiste richting. Dat alleen al was de investering van het niet dragen van een horloge waard.
En nu, in de herfst van mijn leven, vind ik ineens horloges leuk
En nu, in de herfst van mijn leven, vind ik ineens horloges leuk. Drie keer tijdens een KLM-vlucht wees ik mijn man dat toffe horloge met de luipaardprint aan in de Holland Herald. Hij zei dat hij van me af zou gaan als ik het kocht. Ik sloeg mijn slag tijdens een vierde KLM-vlucht zonder man. Hij was straal vergeten dat ik het al drie keer had aangeprezen en riep: ‘Wat verschrikkelijk! Dat ze je het land hebben binnengelaten! Hoe kom je aan zoiets wanstaltigs?’ ‘Gewonnen op de kermis,’ zei ik. Daar was ik vrij recent geweest met een van mijn kleindochters. ‘Dat zie je er dan ook aan af,’ vond hij.
Het enige horloge waarop ik echt heel zuinig ben, is het gouden horloge van mijn moeder. Na haar overlijden vond mijn vader het gerechtigheid dat ik het zou krijgen. ‘Als je het verliest, onterf ik je,’ zei hij erbij.
Het ligt veilig in mijn sieradendoosje. Ik draag dagelijks mijn luipaardhorloge. Man is niet van me af, ik ben niet onterfd en ik weet altijd hoe laat het is. Burgerlijk? Ach, daar ben ik overheen.
Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.