Wiekes wereld is scheef­gezakt

 

Het komt allemaal door mijn bril, onderstaande filosofische, waarachtige beschouwing. Die bril viel toen ik vanochtend opstond. Pootje eraf.

 

Wonderlijk genoeg lag het piepkleine schroefje er vlak naast. Dat zag ik zelfs zonder bril. Ik zette hem weer op, met één poot, maar toen bleek dat het er in het hele leven nog schever aan toe ging dan normaal. Probleemoplossend als ik ben plakte ik een pleistertje op mijn neus en bril. Toen zat ie vast. 

 

‘Jij moet naar de opticien,’ zei Man, toen hij uitgelachen was over die pleister. Getsie, zo geen zin in. Want als je daar bent, zie je allemaal brillen die veel leuker zijn dan die van jou. En het is weer een ophoudertje en ik moet al zoveel dingen doen. Nu kan ik best veel dingen tegelijk, of beter: door elkaar doen. (Dit is al de derde opschepperij in twee alinea’s, ik lijk Trump wel.) Ik heb minstens drie breiwerken op de pennen en ik lees zeker twee boeken door elkaar. Na de provisorische reparatie van mijn bril ging ik me aankleden. Wat hoorde ik daar tijdens het aantrekken van ondergoed? De wasmachine tingelde dat hij klaar was. Snel de volgende was erin doen. Ik was daar nu toch, dus meteen de droger leeggehaald. De boel op de tafel met nog te strijken en op te vouwen dingen gegooid. O, Man had bijna geen onderbroeken meer in de la, even opvouwen. De bel. Toen ik voor de nog dichte deur stond, realiseerde ik me dat ik alleen mijn onderbroek en BH aan had. Wat nu? Het was vast de jongen van PostNL met mijn bestelling. Hij had beslist al eens een vrouw in een onderbroek gezien, en wat was er nou helemaal anders aan dan een bikini of badpak, dus ik deed open. Het was de buurman. Shit. Buurman heeft een vrouw, dus die raakte er niet van in de war. Hij raakte wel in de war van die pleister op mijn kop. Voor je dat dan weer hebt uitgelegd, pffff. ‘Zet koffie voor jezelf, ik kom er zo aan,’ zei ik en vluchtte de trap op. 

 

Boven kwam ik Man tegen. ‘HEB JIJ ZO DE DEUR OPENGEDAAN? Wanneer leer je nu eens af om niet honderdduizend dingen tegelijk te doen in plaats van één ding af te handelen?’ vroeg hij verbijsterd én naar de bekende weg. ‘Da’s juist mijn grootste charme,’ legde ik uit. Vierde opschepperij. Enfin, hij ging naar beneden, naar de buurman. Ik zocht mijn spijkerbroek en trok en passant de dekbedden recht. O jee, mijn boek viel uit mijn bed. The Sun Sister van Lucinda Riley. Even kijken hoe het verder ging. ‘KOM JE NOU NOG?’ brulde Man van beneden. Had ik zomaar twintig minuten zitten lezen. Boek weggelegd. En nog steeds niet al mijn kleren aan. Ik doe wel veel dingen tegelijk, of door elkaar, maar van structuur is nooit echt sprake. 

 

 

De bedoeling was dus dat ik vandaag even langs de opticien zou gaan. Nu is het vijf uur ’s middags, al donker en het laatste waar ik zin in heb is naar die winkel rijden. Ik plak gewoon nog een pleistertje. Morgen maar. Nu ga ik aan de wijn. Dan maakt het niet meer uit of de hele wereld scheef lijkt. Het spannendste woord uit onze taal: morgen… een nieuwe dag met nieuwe kansen. Wie weet heeft mijn bril morgen weer twee pootjes en is de wereld iets minder scheef. Graag in alle opzichten. Stom dat we dat met elkaar nog nooit hebben kunnen regelen. 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel