Wieke’s oudste kleinzoon kwam logeren

 

Heel gezellig. Echt. Behalve dan dat hij – kennelijk een principekwestie – om half zes ’s ochtends wakker wordt.

 

 

Een tijdstip waarop wij in dit naargeestige seizoen pas rond half negen langzaam bij bewustzijn komen. Maar ja, wat doe je als er een springend jongetje voor je bed staat, klaar voor de dag, met een levensgrote hond onder zijn arm?

 

Hij laat zich niet bedotten als ik zeg ‘het is nog nacht joh, je moet echt nog een paar uurtjes slapen’. Hij vindt dat helemaal niet. ‘Het is winter oma, dan is het de héle dag donker.’ De hond blaft zelfs protesterend, zo wakker is het dier. Half zes. HALF ZES. Man kreunt en zegt dat hij het martelen vindt. De avond ervoor had ik kleinzoon een half uur in een warm schuimbad laten weken, hopend dat dit zo slaapverwekkend zou zijn, dat hij om half zeven op zou staan. Dat is iets beter te verteren dan half zes. Hij sliep meteen, met zijn koppie op zijn hond. Een naam heeft de hond niet. Of toch wel eigenlijk, hij heet gewoon Hond en hij is zo lekker zacht en knuffelig.

 

Op zondagmiddag kwam dochter haar zoon halen en wie vind ik uren later in het kinderkamertje, als ze weg zijn? Hond. O jee. Ik ga er niet 180 kilometer mee rijden, die tijd ligt achter mij. Heb ik dat weleens gedaan dan? Breek me de bek niet open. Op veel autobanen in Europa. Temperaturen rond het kookpunt en moordende files, maar Apie, de knuffel van dochter, lag nog ergens in een toilet of een wegrestaurant. Drie weken – of misschien wel altijd – zonder Apie, dan zouden we dochter intensieve psychotherapie hebben moeten aanbieden. En onszelf ook. Apie was vaak zoek. Ik heb zelfs de sleutel van de bibliotheek gehaald (goddank kende ik de bibliothecaresse goed) om Apie daar ’s avonds tussen de boeken vandaan te halen. Dochter sliep tot op hoge leeftijd samen met Apie. Zelfs toen ze al op kamers woonde. Belde ze in paniek op: ‘Ik ben Apie kwijt, ligt hij bij jullie?’ Nee. Ik vond het bijna net zo erg als zij, want Apie hoorde bij ons. Een week later deed ik de was. En wie keek me al rondtollend aan vanachter het venster van de wasmachine? Apie. Was in een dekbedhoes terechtgekomen. Voor het eerst van zijn leven schoon. En hij leeft nog steeds. Wat leren wij hiervan? Dat eenmaal in je leven een bad nemen meer dan genoeg is.

 

Maar nu is hier Hond. ‘Hij heeft gehuild,’ meldde dochter mij, ‘je hoeft hem niet te brengen hoor, ik kom toch binnenkort.’ Ik stel me onze kleinzoon voor, die niet in slaap kan komen zonder Hond. Dus? Ik stop Hond in een doos en vertel hem dat hij een lange reis gaat maken. Dat het een beetje eng is, maar dat hij, als hij uit de doos mag, weer thuis is bij zijn baasje. Ik verbeeld me dat hij me een lik geeft. Ik vind knuffels zelf ook zo leuk. Met pijn in mijn hart heb ik een hele batterij weggegeven. Alleen Garfield mocht blijven. Onze oudste zoon was een Garfieldfan. Hij las ons alle stripverhalen voor. ‘Deze is grappig mam, en déze!’ Dat ging dan heel lang door. Wie ook mocht blijven: mijn struisvogel. Die vond ik destijds, reizend door Zuid-Afrika, zo geinig dat ik hem mezelf cadeau heb gedaan.

 

Sorry hoor, zeg ik tegen Hond, als ik hem in de doos prop. Hij laat zich gewillig opvouwen. Ik vind het bijna zielig. ‘Morgen komt Hond bij jullie aan, als het goed is’, meld ik dochter. Die is dolblij. ‘Groeten aan Apie’, zeg ik nog. Dat zal ze doen. Ik ben benieuwd of Hond ook zo lang leeft.

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel