Ooit kreeg ik een duif cadeau. Als ik het al eens heb verteld: excuus, mijn hersens zijn inmiddels net zo oud als die van de Kerstman. De cadeauduif zat in een kartonnen doosje met luchtgaten en een deksel dat met oud plakband op de doos was bevestigd. Ik reed ermee door Katete, op weg naar huis, toen ik Benson langs de weg zag staan met zijn gezin, bepakt en bezakt. Meerijden? Graag natuurlijk. Zeven mensen en wat kinderen doken mijn auto in en plots brak die duif uit het doosje los. Benson ving hem weer en wilde hem wel mee naar huis nemen. Als ik ‘m zou houden, zou hij rechtstreeks terugvliegen naar de gevers. En de bedoeling van een cadeauduif in Zambia is dat je hem opeet. Te gênant en ondankbaar als je dat niet doet.
Benson zette de cadeauduif om in soep en gebraad voor een zieke kennis in het ziekenhuis. Een duif, ik kan het beamen, is lekker. Of die brokkenpiloten in onze tuin lekker zijn, weet ik niet. Maar om ze nu zelf te demonteren is ook zo wat. Ik kan het wel, maar er zijn leukere klusjes. Ik gun de dooie duiven aan de buurkatten. Die houden het bestand wel op orde. We hebben een vaste kliek van een stuk of twintig duiven. Gisteren stuurde ik Benson een foto van ze. Hij wilde weten hoe ze zo dik werden. Van de beukennootjes, denk ik. Nou, op naar de kerst. Gezellig en zo, maar als het leven straks weer gewoon zonder ballen en al die kerstmuziek door kan gaan, met stamppotten en soep, ben ik een meer dan tevreden mens.
Heel fijne dagen met elkaar! En zullen we allemaal wat geven voor de voedselbanken?