Wieke was in een pestbui

 

Maar toen belde die ene vriendin. Die vriendin die alles altijd weer goedmaakt. Wel helemaal door deze herinnering. 

 

Net als ik mezelf met mijn pestbui heel zielig vind, omdat ik geen vriendin om de hoek heb wonen bij wie ik kan zeuren, belt Alison, mijn vriendin in Cornwall. Twee jaar lang was zij mijn buurvrouw in Zambia. We gingen heus weleens op de serieuze toer, maar dan gebeurde er altijd iets waardoor ik het bijna in mijn broek deed van het lachen. Zoals die ochtend dat ze even langskwam nadat ze verse melk had gehaald. ‘Zet dat uit mijn buurt’, verzocht ik, want ik moest er bij voorbaat van kokhalzen. Ik haat melk. Na de koffie wilde ze naar huis gaan, maar struikelde over haar tas waarin de plastic container met melk zat, met een gammel dekseltje erop. Bingo, alles stroomde over de vloer. Op dat ogenblik kwam de strak in uniform gestoken rechterhand van de District Commissioner de tuin inlopen, om te vertellen dat zijn baas in aantocht was. Die wenste mij te spreken, over een waterpomp.

 

Die rechterhand noemde ik altijd Doetnix, omdat zijn taak bestond uit het dienen van de DC en dat was niet een baan waar je doodop van werd. ‘O my God, there is Do-Nothing’, fluisterde ik tegen Alison, die hem ook kende. Waar moesten we de deftige DC nu laten terwijl mijn vloer verzoop in de stinkende melk? Daar kwam hij al aan en trok zijn schoenen uit op het terras (een goede gewoonte in tropische landen). Alison en ik keken met grote ogen naar zijn witte sokken met Mickey Mouse erop. ‘Your milky floor matches wonderfully with his socks’, fluiserde Alison en toen was er geen houden meer aan. We gilden het uit.

 

 

 

Op een absoluut onhebbelijke manier, maar we konden er niets aan doen. Ik probeerde uit te leggen dat we een ongelukje hadden gehad met de melk. Koningin Victoria zou zeggen: ‘We are not amused.’ Zo keek hij. Hoe moest dit goedkomen? ‘Vraag even of hij melk in zijn thee wil? We hebben genoeg!’ gebaarde Alison, waarop de tranen me over de wangen liepen.

 

Het was vreselijk, ik kon niet meer ophouden met lachen. ‘Hier, de sleutel van mijn huis, ga daar heen met die man, ik dweil de boel aan, want jij gaat toch overgeven en dat kunnen we er nu niet bij hebben!’ Ze duwde me mijn huis uit, met de sleutel. In Alisons huis gaf ik hem thee met melk. Er stond een verse mangotaart en daar sneed ik een groot stuk van af. We deden goede zaken, en zo kwam het weer in orde tussen ons, ik had die man toch nodig bij alle bureaucratische gevechten.

 

Toen Alison thuis kwam, konden we elkaar niet aankijken zonder weer in gillen uit te barsten. De honden hadden alle melk opgelikt, vertelde ze en daarna had ze gedweild. Toen hebben we die hele mangotaart opgegeten. Waarom woont zij nou niet naast me? Maar bellen met haar heeft mijn pestbui weggejaagd. Ze had weer een gek verhaal, maar dan wordt dit stuk twee keer zo lang. Andere keer! 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel