Maar ja, ondertussen hebben wij elke dag wel een plekje, alleen niet van het prettige soort, nooit onder een parasol. Gisteren hadden we geluk, na de lunch. Twee lege stretchers onder een flinke palmboom. Komt er een Nederlands echtpaar aangestoven: ‘Hier zitten wij altijd, nogal onbeschoft dat jullie hier nu zomaar zitten!’ Pardon?? ‘Er lagen geen handdoeken, dus dan zijn ze vrij,’ zeiden wij. ‘Die waren wij net aan het omruilen, wegwezen dus graag.’ ‘Ik dacht het niet,’ sprak ik en de adrenaline spoot door al mijn aderen. ‘Jullie hebben echt wel gezien dat wij hier al een week zitten! Moet ik de manager halen?’ Dreigde mevrouw. ‘Dat zou ik zéker doen,’ adviseerde ik. Ze dropen af en die manager hebben we natuurlijk niet gezien. Het echtpaar wel. Vanochtend bij het ontbijt (we zouden echt dood zijn geweest, door die blikken), vanmiddag bij de lunch (weer een bijna-dood-ervaring) en daarna zaten ze op het strand naast ons de ene sigaret met de andere aan te steken. Een handdoekenergernisje overleef je wel in je vakantie, maar dat gerook? Waarom moet ik andermans viezigheid inademen? Daar had ik ook een punt van kunnen maken, maar we vonden het verstandiger om verderop te gaan zitten. Roept die handdoeken-Truus ons achterna: ‘Wij zijn zeker te min voor jullie hè? Rot lekker op dan!’ Nou ja! ‘Dat u uw longen wilt asfalteren is uw zaak, maar ik houd de mijne liever schoon,’ zei Man vriendelijk. Nog twee dagen, dan gaan we naar huis. Zul je zien dat ze in ons vliegtuig zitten. Naast ons. Man weet al wat hij dan zegt: ‘U bent uw handdoek zeker vergeten?’