Wiekes man denkt dat hij verstand van mode heeft
‘Mannen hebben geen verstand van kleren’, zegt dochter troostend. Ik heb haar net ge-appt dat haar vader mijn nieuwe, kleurrijke blousejasje te kort vindt. Maar dat hóórt zo. Dat vindt dochter ook.
Ik draag het over de eveneens nieuwe zwarte katoenen jurk en de combinatie zit verrukkelijk. Weegt bijna niets en de boel is bovendien duurzaam geproduceerd. Iets met onbespoten katoenplanten en er komen geen Aziatische kinderhandjes uit ranzige naaiateliers aan te pas. Ik paradeer voor Mans neus en zeg nadrukkelijk: ‘Ik heb een JURK gekocht!’ Zo vaak gebeurt dat niet en hij wordt altijd blij van jurken, zegt hij. En nu vindt hij dat blousejasje dus te kort. Ik vind dat zelf helemaal niet. Toch is het een klein beetje vervelend. Je wil toch het liefst dat je een en je al je gapend van bewondering nastaart en daarom app ik dochter de mening van haar vader. Waarop zij dus zegt dat mannen geen verstand van kleren hebben.
‘Hoezo niet?’ vraagt Man, als ik hem met dochters uitspraak confronteer, ‘alle modeontwerpers zijn mannen.’ Echt niet. Coco Chanel, Nina Ricci, Stella McCarney! Ik heb van mijn leven nog nooit een haute-couture-ding gekocht. Wel was ik erbij toen een bos echtgenotes van hotemetoten met creditcards wapperden bij een modehuis in Parijs. We doen even een flashback. Wat ik in dat modehuis te zoeken had? Eigenlijk niks, maar ik vergezelde mijn vader, die bij de hotemetoten hoorde en in Parijs moest vergaderen. Drie dagen Parijs! Of ik meewilde? Mijn moeder was net overleden. Natuurlijk wilde ik dat. Je bent dan wel mee als een soort handtas van de man, maar wie maalt daar om, als je naar Parijs mag? Ik had een balzaal van een kamer, tegenover de Opera. ’s Morgens ontbijt op bed op een zilverachtig plateau van een vierkante meter. Maar er was dus ook een excursie naar dat modehuis, als deel van het damesprogramma. Al die andere handtassen waren supermodieus gekleed. Het betere mantelpakkenwerk. Ik bezat geen mantelpak. Blouse in zelfgemaakte rok. Dat was het. Dus ik sloot me dankbaar aan bij Faith, een gezellige Engelse met haar blote voeten in degelijke sandalen en een vlek op haar jurk. Na de modeshow werden we begeleid naar de koopruimte, alwaar het wapperen met de creditkaarten begon. Faith keek het even aan en fluisterde dat ze dringend een biertje nodig had. Wij smeerden ‘m, wat de andere vrouwen ontging, zo druk waren ze met passen en gillen. We namen de metro naar Montmartre en op het pleintje waar de hele wereld zich altijd laat natekenen, bestelden wij bier. En nog een keer of twee. Het werd een heerlijke middag met verdiepte inzichten. Namelijk, dat het er geen donder toe doet wat je aanhebt, als je je er maar lekker in voelt en het niet te veel kost.
‘Jij mag blij zijn,’ zeg ik tegen Man, ‘dat ik nooit haute couture bestel.’ Hij kijkt me verdwaasd aan. Snap ik, want mijn flashback naar Parijs kreeg hij niet mee. ‘Je moet dat jasje in een langere versie bestellen’, adviseert hij. Kan niet, want die zijn er niet. ‘Dan moet je het terugsturen.’ Echt niet. ‘Ik hou alles en ik doe het ook aan!’ dreig ik. Sterker nog, ik heb de hele handel ook in knalgeel besteld. Hij zegt dat hij dat wel had gedacht. En dat hij zangzaad voor kanaries gaat kopen. Zal ik stiekem een kanarie kopen?? Nee hè? Beter van niet. Is zielig voor de kanarie.