Hollands glorie

 

Ik ruim een kast op en vind een doos die na drie verhuizingen nog steeds niet is uitgepakt

 

‘Flikker ‘m dan weg,’ vindt Man, ‘die heb je dus geen seconde gemist.’ Ja dáág! Die doos zit vast vol met spannende dingen. Dit bijvoorbeeld: een oud interview in het inmiddels versteende weekblad PRINSES met mijn moeder, omdat ze in de jaren zestig de vrouw van een minister was. Destijds een spraakmakend interview met af-schuw-e-lijk-e foto’s. Oordeel zelf. 

 

 

Ik herinner me ineens hoe die interviewster, ene Marja Winters, een deel van mijn schooltijd heeft verziekt. Mijn moeder was zich boven nog in haar goeie goed aan het hijsen, toen de bel ging en zij van Winters op de stoep stond. Geagiteerd riep mijn moeder: ‘Doe open en zeg dat ik zo kom!’ Bij nader inzien had ik een emmer met pek en veren over Marja Winters heen moeten gooien (een goede Haarlemse gewoonte). Wat er zoal aan dit bezoek vooraf was gegaan, stond natuurlijk niet in het artikel. Mijn moeder sleepte als een gek de stofzuiger achter zich aan, ik moest de tegelvloer in de hal in de was zetten (lekker, vlak voor je naar school moest), mijn broer en zusje werden in hun beste kleren gehesen, die ze vervolgens weer vies maakten, zodat ze weer een verschoning moesten. Iedereen van de leg. O ja, en ik moest verplicht die monsterlijke plissérok aan. 

 

Ik liet die vrouw nietsvermoedend binnen. Een paar weken later viel PRINSES in de brievenbus. Zij omschreef mij in dat brave blaadje als volgt: ‘Wieke, de oudste dochter, deed me open. ‘Hollands glorie,’ dacht ik. Het ligt helemaal niet in mijn lijn om mensen direct te associëren met iets, een bloem of een boek, maar dat gaat hier vanzelf.’ 

 

O ja?? Ging dat vanzelf?? Had voor je overbodige associatie een zonnebloem genomen, suffe doos, of het boek met 1000 plekken op aarde waar je beslist geweest moest zijn. Enfin, ze liet me in haar tenenkrommende, truttige verhaal ook nog blozen, omdat mijn moeder mij de kamer uitjoeg met: ‘Wieke, ga aan je huiswerk!’ Zei de doos: ‘Met een romannetje onder het schrift?’ Waarop ik een kleur gekregen zou hebben en ook nog zei dat ik heel hard leerde sinds een paar weken. Dat kan ik nooit gezegd hebben, simpel: omdat het niet zo was. En dat blozen klopte echt zo verschrikkelijk niet! PRINSES viel ook bij de halve school op de mat. Minstens een maand lang riepen ze me na, ook die ene leuke jongen, met wie het natuurlijk nooit meer wat werd: ‘Ha, Hollands Glorie!’ Zelfs leraren vonden zichzelf de leukste thuis als ze zeiden dat er wel een romannetje onder het schrift gelegen zou hebben. Fijn hardop in de klas ook. Gevolgd door het teruggeven van een proefwerk met een begeleidend: ‘Hier Hollands Glorie, een vier!’ Duizend bommen en granaten! Wat haatte ik die Marja Winters. Het blad is ter ziele en zij is vast ook allang aan het hemelen. 

 

Ik blies uitgesteld stoom af vandaag, bij Man. Hoe ik geleden had onder dat idiote artikel. En wat zegt hij? ‘En toen besloot jij in 1992 om over je kinderen en mij te gaan schrijven in Libelle?’ Slik. Oeps. Ja, dat heb ik 27 jaar gedaan. Waren ze niet altijd even blij mee. Dus… uh… nu zie ik dat artikel maar als een koekje van eigen deeg, al is het ruim een halve eeuw geleden. En toch vind ik die vrouw nog steeds een doos. Hoe denken jullie dat ik net door Man werd begroet? ‘Ha, Hollands Glorie!’ Ik kom er nooit meer af. Maar wee jullie gebeente als jullie me ooit zo noemen. Dan zwaait er wat.

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel