Wie herkent dit nog?
Weet je wat het met jou is? Jij hebt de oorlog niet meegemaakt. Eet je bord leeg!
Zo af en toe kwamen er bij ons thuis vroeger dingen op tafel die we aten omdat ze die dag in de aanbieding waren. Onze slager had bijvoorbeeld elke dinsdag lever in de aanbieding en of je er nou van hield of niet, we aten het. Toevallig vond ik het lekker, vooral als m’n moeder er sambal ati van maakte met rijst. Maar als er rijstebrij was, hellup… dat kreeg ik gewoon niet weg. Het woord brij alleen al. Of lammetjespap. Getsie. Maar eten moest je.
Er werd bij ons thuis goed op de centen gelet, ik wist niet beter. We mochten blij zijn dat er eten was, de hongerwinterverhalen gingen regelmatig over tafel. En als je iets toevallig niet lustte, niks mee te maken. ’Je eet maar wat de pot schaft’, was het dan. Op een gegeven moment kwam er een neef bij ons logeren, die gewoon een gebakken biefstukje op een witte boterham kreeg, met jus erover. Dat trok zo lekker in die boterham, ik ruik het nog als ik eraan denk. Mmm. Hij had het nodig, volgens m’n moeder. Ik kon het wel van z’n bord af kijken. Vlees was sowieso iets voor rijke mensen. Zulk soort vlees dan. Gehakt en lever was er wel, maar ook niet elke dag.
Ik herinner me nog een scene uit een aflevering van Monty Python, waarin ze het hadden over hoe arm ze vroeger waren, zo arm dat er bij hen thuis nooit vlees op tafel kwam. Ze zaten elkaar tot in het oneindige af te troeven met sterke verhalen. Op het laatst vertelde er eentje dat als er bij hen voor de deur een vogel doodgereden werd, dat ze dan met mes en vork naar buiten renden om het beest tussen de straatstenen uit te eten. (O, sorry, ik hoop niet dat je net een lekkere hap van iets nam toen je dit las.)
Dit schoot me te binnen toen iemand reageerde op het nummer ’I who have nothing’, dat ik op Facebook had gezet. De tekst van het nummer deed haar denken aan het gezegde ‘als de armoede de deur in komt, vliegt de liefde het raam uit’. Ze voegde eraan toe dat het gezegde wel stamde uit de tijd dat het nog geen armoede was als een groot gezin een pan aardappelen op tafel had staan met een haring erboven, waar iedereen met een aardappel langs ging voor wat vet.
Gesprekken à la Monty Python hadden wij voordat zij ermee kwamen al met vrienden. Leek een beetje opscheppen over hoe ‘arm’ we het vroeger gehad hadden.
’Vlees? Bij ons alleen met kerst en dan ook nog alleen eerste kerstdag.’
‘TV? Hadden wij niet. Veel te duur. We keken met alle kinderen uit de straat bij de buren.’
‘Op vakantie? Hoezo? We gingen als we geluk hadden een dag naar zee met een boterham met bruine suiker en een tomaat, waarbij we het nog feest vonden ook als er zand op je tomaat woei.’
‘Telefoon? Kregen we pas toen ik veertien was.’
‘Nieuwe kleren? Gewoon de kleren van je grote zus afdragen.’
‘Schoolboeken nodig? Tweedehands.’
‘Een ijsje? Alleen als de thermometer boven de dertig graden kwam en dan één bolletje.’
’Met Sinterklaas kregen wij thuis een surprise die dan vol zat met mandarijnen. Dan zat je aan het einde van pakjesavond trots te tellen hoeveel je er wel niet had.’
‘Een wasmachine? Welnee, we hadden een bak met een wringer erboven.’
Het leek wel een wedstrijd, dit soort gesprekken
Hoe had dat gemoeten als we toen afhankelijk waren geweest van mobiele telefoons en laptops? Wat denk jij? Is armoede in ons land een heel ander begrip geworden dan in die tijd?
Laten we er een mooie week van maken en lekker genieten van wat we hebben.
Liefs van
Franska