Ik voel dat er naar me wordt gekeken, maar zodra ik me omdraai kijkt de vrouw weg | Deel 9

Hoewel ik zeker weet dat ik haar eerder heb gezien, weet ik niet meer waar.

 

 

 

 

‘We moeten praten,’ is een semi autobiografisch verhaal over radeloos verdriet en verlies, over verlaten worden en bedrogen uitkomen; kortom een verhaal over een huwelijk dat gedoemd is om te stranden. Het is ook een verhaal over opkrabbelen, opnieuw beginnen, fouten maken en vergissingen begaan, onderuitgaan en uiteindelijk over healing. Iedereen die ooit heeft geleden aan een gebroken hart door een verloren liefde zal zich in het verhaal kunnen herkennen en er troost uit kunnen putten. Want hoewel geen enkele scheiding hetzelfde is, zijn de worstelingen en het verdriet wel degelijk universeel.

 

Hoofdstuk 9

Als ik die middag bij het groenteschap van de Appie sta voel ik dat er naar me wordt gekeken, maar zodra ik me omdraai kijkt de vrouw weg. Hoewel ik zeker weet dat ik haar eerder heb gezien, weet ik niet meer waar. Om me een houding te geven begin ik een krop sla in een zak te stoppen en dan loop ik richting de kaas. Het is heel lang geleden dat ik haar zag maar ik weet het weer. Het was een zaterdagmiddag. Zo lang geleden dat Chrissy nog in haar buggy zat. We waren samen in de stad om kleding te shoppen: Hugo en ik met onze Chrissy. Het viel me op dat deze vrouw naar Hugo loerde terwijl Hugo juist heel erg deed alsof hij haar níet zag. Vast besloten zich niet te laten negeren, was ze op hem toe komen lopen. Ze had hem drie keer gezoend en had daarna haar hand in zijn nek gelegd alsof ze niet van plan was hem nog ooit los te laten. Toen richtte ze haar blik op de buggy, zei dat ze ‘haar’ een ‘schatje’ vond en keek toen naar mij omdat ze niet veel anders kon. ‘Oh hallo’ had ze gezegd zonder me een hand te geven. Hugo’s ongemakkelijke kuchje en het feit dat hij de rest van de dag té aardig was; de hele film trekt weer aan me voorbij. Als ik opkijk en me omdraai kan ik haar niet meer vinden.

 

Die nacht droom ik dat het de dag voor mijn verjaardag is. Op de leuning van de fauteuil voor het raam bij de straat zit ik te wachten totdat Hugo me komt oppikken voor het beloofde etentje in ons favoriete restaurant. Ik voel me mooi en dat mag ook wel want ik heb er werk van gemaakt vandaag. Aan de overkant van de straat zwaait mollige Wiesje, mijn overbuurvrouw me net gedag als er een auto stopt. Het duurt even voordat ik zie dat het een taxi is, want het bordje op het dak in niet verlicht. Het rechterportier zwaait open en er stapt een vrouw uit. Ze lijkt op de vrouw uit de Appie, alleen blonder en jonger. Ze lacht naar me en dat is gek want bij nader inzien ken ik haar toch niet en heb ik haar nooit eerder gezien. Dan voel ik een hand op mijn schouder en zegtHugo dat hij even weg is.

 

‘Ik ben zo weer terug hoor.’ Het klinkt zo vertrouwd dat ik zijn woorden niet eens wantrouw. Maar dan bedenk ik dat ik morgen jarig ben en dat hij niet weg kan gaan zonder mij omdat we een afspraak hebben om samen uit eten te gaan.

 

‘Nou niet weer moeilijk gaan lopen doen hoor. Je verjaardag is pas morgen en morgen maak ik het meer dan goed met je.’ Hij is geïrriteerd. De vrouw aan de overkant van de straat steekt nu haar middelvinger naar me op en lacht smalend haar veel te witte tanden naar me bloot. Eerst doet Hugo alsof hij haar niet ziet, maar dat laat ze niet over haar kant gaan. Ze loopt op hem toe, zoent hem drie keer en slaat dan haar handen om zijn nek alsof ze hem nooit meer loslaat. Als ik me omdraai zie ik pas dat Hugo een pakje voor me op tafel heeft gelegd. Ah, denk ik. Hij heeft een cadeautje voor me gekocht, dus zo erg kan het nog niet zijn tussen ons. Ik herken het doosje van de juwelier nog voordat ik het papiertje er goed en wel afgescheurd heb. Als ik het openmaak fonkelt een collier met ik weet niet hoeveel stenen in saffier en briljant me tegemoet. Ik hou het omhoog om te zien of ik het wat vind, maar veel tijd om daarover na te denken is me niet gegund, want aan de overkant komt de taxi voor de tweede keer voorrijden. De blonde vrouw met haar witte tanden stapt uit en steekt de straat over. Even later hoor ik de voordeur en daarna de tochtdeur. Ze steekt haar hoofd om de deur van de huiskamer en vraagt lachend of ik wel weet hoe dat zit met mannen en juwelen.

 

‘Je weet toch wel dat ze die alleen maar cadeau doen om hun affaires mee af te kopen? Ze zeggen niet voor niets dat je aan de hoeveelheid sieraden van een vrouw precies kunt aflezen hoe vaak haar man vreemdgaat.’ Ze zwaait naar me. ‘Dag pop,’ zegt ze vals en dan loopt ze terug de gang in richting de voordeur en word ik wakker.Het is zondagochtend 12 januari half zes. Ik heb de laatste week niet één keer meer dan hooguit anderhalf uur aan een stuk geslapen, maar vannacht heb ik een ruk van wel vijf uur gemaakt. Onderweg naar de badkamer check ik de logeerkamer: zijn bed is onbeslapen.

 

In de loop van de ochtend fiets ik Chrissy naar hartsvriendinnetje Noor. De moeder van Noor vraagt of ik tijd voor koffie heb. Ik antwoord dat ik tegenwoordig verzuip in de tijd, waarop ze moet lachen.

 

‘Ik heb zoiets gehoord,’ zegt ze. ‘Op het schoolplein doet het verhaal de ronde dat de ouders van Chrissy de zoveelste uit de klas zijn die gaan scheiden. Eén moeder wist te vertellen dat de stand daarmee precies op één op de drie komt wat aardig gelijkloopt met de landelijke statistieken.’

 

‘Oh,’ zeg ik.

 

‘Alleen zijn deze kinderen negen of tien. Dus voordat die het huis uit zijn, zijn er heus nog wel een paar huwelijken meer gesneuveld.’ Ze zegt dat ik altijd bij haar aan kan waaien – ‘per slot van rekening ben ik ervaringsdeskundige’ – en dat Chrissy altijd welkom is. Ook om te blijven slapen als dat zo uitkomt.

 

Na de koffie stap ik op de fiets. Het loopt tegen lunchtijd en dat betekent dat de galerie zo opent. Vroeger was het ongeveer vaste prik om op zondag spontaan even langs te fietsen. De hele wereld mocht toen nog weten hoe gek Hugo op me was. Met zijn arm om mijn schouders trok hij me dan dicht tegen zich aan. ‘Dit is mijn meisje.’ Even kom in de verleiding om gewoon die kant uit te fietsen. Gelukkig besluit ik om dat niet te doen en om Kevin te bellen. Over drie dagen is het zo ver en vertrekken we richting Brazilië.

 

 

‘Heb je tijd voor een broodje? Ik denk dat we onze reis even moeten voorkauwen.’ We spreken af op de gracht vlakbij zijn studio. Als ik binnenkom zit hij al te wachten.

 

‘Liefie,’ zegt hij. ‘Is het echt waar? Het is echt waar hè?’ Hij knuffelt me en duwt me dan een stukje bij hem vandaan om me wat beter te kunnen bekijken. ‘Je bent afgevallen. Staat je goed hoor!’

 

Benieuwd hoe het begon? Klik dan hier voor deel 1.//klik hier voor deel 2.// klik hier voor deel 3. // klik hier voor deel 4. // klik hier voor deel 5. // klik hier voor deel 6. // klik hier voor deel 7. // klik hier voor deel 8.

 


Geschreven door: Britt Bottelier

 

Door: Redactie Franska.nl

Afbeelding van Redactie Franska.nl