‘We moeten praten’ | Deel 3

‘Is er koffie?’ vraagt hij. ‘Heb je polio?’ antwoord ik. ‘Doe het effe lekker zelf.’ ‘Krijg ook maar de kolere,’ bijt hij me toe en dan loopt hij weer weg. Even later hoor ik zijn leren zolen piepen op de marmeren vloer in de hal.

 

 

 

 

‘We moeten praten,’ is een semi autobiografisch verhaal over radeloos verdriet en verlies, over verlaten worden en bedrogen uitkomen; kortom een verhaal over een huwelijk dat gedoemd is om te stranden. Het is ook een verhaal over opkrabbelen, opnieuw beginnen, fouten maken en vergissingen begaan, onderuitgaan en uiteindelijk over healing. Iedereen die ooit heeft geleden aan een gebroken hart door een verloren liefde zal zich in het verhaal kunnen herkennen en er troost uit kunnen putten. Want hoewel geen enkele scheiding hetzelfde is, zijn de worstelingen en het verdriet wel degelijk universeel.

 

 

Hoofdstuk 3

 

Chrissy is de eerste die wakker is.

 

‘Zo gek mam. Ik droomde dat je heel hard aan het schreeuwen was.’

 

‘Goh,’ zeg ik. ‘En toen?’

 

‘Toen niks. Toen ging ik weer slapen. Is het goed als ik straks naar de tweeling ga?’ ratelt ze door. ‘En hebben we wat te eten in huis want ik knor van de honger.’

 

Even later hoor ik haar zingen onder de douche. Onze hulp heeft de ijskast gevuld met alle dingen die er altijd in liggen waardoor het lijkt alsof we niet eens zijn weggeweest. Ik maak omeletjes, stop brood in de toaster, schuim de melk op voor mijn espresso verkeerd en pers sinaasappels uit. Poes Teddy meldt zich mauwend voor een bakje eten. Als ik niet beter zou weten zou dit ons doodgewone-niks-aan-de-hand-zondagochtendritueel zijn. Als de voordeurbel gaat schrik ik. De tweeling die bij ons naast woont – de kinderen hebben de onmogelijke namen Germaine en Blanche van hun ouders gekregen – kon niet langer wachten om Chrissy weer te zien. Ze vragen of ze bij ons mogen komen spelen, maar ik zeg dat Chrissy ’s pappa nog slaapt dus dat het misschien beter is als ze na het ontbijt met z’n drietjes bij hun gaan spelen. Ze hebben amper hun hielen gelicht als ik hem boven mijn hoofd hoor lopen. Typisch Hugo om te blijven liggen totdat de rust in huis is weergekeerd. Zijn eigen dochter is nog tot daar aan toe maar met meer kinderen om hem heen wordt het al snel gedoe.

 

Als ik de douche weer hoor is het zonder gezang en van het doodgewone-niks-aan-de-hand-zondagochtendritueel van zonet is ook niets meer over. Hij komt beneden in een wolk van verse aftershave, zijn favoriete jeans, een smetteloos overhemd en zijn peperdure bruinleren, glanzend gepoetste loafers.

 

‘Is er koffie?’ vraagt hij.

 

‘Heb je polio?’ antwoord ik. ‘Doe het effe lekker zelf.’

 

‘Krijg ook maar de kolere,’ bijt hij me toe en dan loopt hij weer weg. Even later hoor ik zijn leren zolen piepen op de marmeren vloer in de hal. Daarna de deur naar het tochtportaal die zachtjes heen en weer wiegt in zijn scharnieren en dan de zware voordeur die dichtslaat en automatisch op slot draait. En dan is het stil. Zo stil dat ik niet weet waar ik het moet zoeken. Weer bel ik mijn moeder en weer is het haar stem waardoor ik breek.

 

‘Probeer even of Claire bij je langs kan komen,’ zegt ze.

 

Claire is mijn misschien wel beste vriendin sinds de dag dat ik rechtstreeks uit de provincie in Amsterdam kwam wonen waar alles nieuw was en eigenlijk ook doodeng. Ze neemt meteen op als ik haar bel.

 

‘Britt! Weer terug onder de gewone mensen na je goddelijke verblijf in de Alpen?’

 

‘Claire. Ik…’ En weer die tranen.

 

‘Moet ik komen?’ vraagt ze meteen, nu met een stem die bezorgd klinkt.

 

‘Graag!’

 

Een half uur later komt ze binnen. Zonder woorden drukt ze me aan haar borst – wat met haar lengte trouwens niet eens te voorkomen is – en laat me huilen.

 

‘Is het héél erg?’ vraagt ze na een tijdje terwijl ze naar de keuken loopt om koffie te zetten.

 

En dan laat ze me vertellen en huilen en nog meer vertellen en uithuilen. Haar koffietje is al lang en breed op als ik ophoud met vertellen.

 

‘Ben je nou echt verbaasd?’ vraagt ze.

 

‘Jezus Claire. Hoe bot is dit?’ Maar ze meent het, zegt ze.

 

‘Verbaast het je echt dat hij er een ander op nahoudt?’

 

Dit snap ik niet. ‘Weet jij soms meer?’

 

‘Heeft jullie sprookje niet al een tijdje zijn bekoring verloren, Britt?’

 

‘Sprookje?’

 

‘De grote kunstkenner met zijn nog grotere ego en zijn beeldschone, net iets te jonge, vrouw. Noemde hij je niet altijd ‘zijn meisje’? En sleepte hij je in het begin niet overal mee naartoe en werd dat stilaan niet steeds minder? Was het niet zo dat je het tegenwoordig een beetje van de vakanties moet hebben? Of is dat niet wat je laatst vertelde? Dat hij zelden meer een avond thuis is, zelden tijd voor jou en Chrissy vrijmaakt, altijd maar aan het werk is of wat daarvoor door moet gaan?’

 

‘Godverdomme Claire. Wat hou je voor me achter?’

 

Claire slikt.

 

‘Ik heb weleens wat opgevangen. Die man van jou heeft nou eenmaal een reputatie als het om vrouwen gaat. Maar het waren altijd alleen maar verhalen Britt. Nooit bewijzen, altijd alleen maar verhalen. Moest ik daarvoor een bom onder je huwelijk leggen? Hugo is je hele leven, je hele wereld. Ik moest wel verdomde zeker zijn om dat overhoop te gooien.’

 

‘Maar hoezo kom je er nu wel mee Claire?’

 

‘Omdat ik bang ben dat deze juffrouw niet de eerste is en omdat ik niet wil dat hij nog langer met je speelt. Je verdient beter Britt. Dat vind ik echt al veel langer, dat je beter verdient.’

 

Nu is zij degene die op het punt van huilen staat.

 

‘Niet boos zijn Britt.’

 

Ik zeg dat het oké is, dat ik het begrijp en misschien doe ik dat ook echt wel.

 

Benieuwd hoe het begon? Klik dan hier voor de voorgaande delen [hier een laddertje maken van allevoorgaande hoofdstukken waar afzonderlijk op gekikt kan worden!]

 

Benieuwd hoe het begon? Klik dan hier voor deel 1.

 

Of klik hier voor deel 2. 


Geschreven door: Britt Bottelier

 

Door: Redactie Franska.nl

Afbeelding van Redactie Franska.nl