Wakschaken

 

Eens in de zoveel tijd ontstaan er challenges. Men daagt elkaar dan uit tot het doen van iets, en vaak worden daarvan de beelden gedeeld op sociale media.

 

 

Eens in de zoveel tijd ontstaan er challenges. Men daagt elkaar dan uit tot het doen van iets, en vaak worden daarvan de beelden gedeeld op sociale media. Zo was het een tijd geleden heel erg hip om naast je auto te gaan lopen, terwijl die auto dan zonder bestuurder doorreed. Een variant op naast je schoenen lopen, denk ik. Je moet toch iets doen als je je verveelt.

 

Ook heb ik mensen hun gezicht zien verminken met het vacuümzuigen van lippen in een borrelglaasje, heb ik ze van gebouw naar gebouw zien springen op duizelingwekkende hoogtes, en ik heb artikelen gelezen van mensen die zichzelf bijna ombrachten door een hap kaneel in één keer door te slikken. Tsja… vroeger kreeg je poedertjes om te kalmeren, maar tegenwoordig neem je dus poedertjes om op te vallen. De wereld verandert in rap tempo hoor.

 

En dan heb ik het nog niet over jongeren die zichzelf per ongeluk hebben omgebracht tijdens een choke-challenge. Die nu eindelijk weten hoe lang ze zonder adem kunnen, maar die geen idee hadden wat ze zichzelf (als ze het overleefden) of hun dierbaren (wanneer het misging) aandeden.

 

Wat bezielt ons toch? Wat mankeert er aan traplopen als je je energie niet kwijt kunt? Ren veertien keer de trap op en neer, en je kunt daarna weer verder gamen! Waarom moet alles tegenwoordig zo extreem? Of zo letterlijk? Een kop als een citroen wordt tegenwoordig gecreëerd door citroenpartjes leeg te zuigen. Why? En dus durf ik bijna niet meer tegen hangjongeren te roepen: ‘Hé, ga ‘s effe lekker bokspringen of buikdansen of zo.’ Want voor je het weet staan ze de polonaise te oefenen op elkaars buik, omdat carnaval vieren volgend jaar misschien weer mag. Pffff.

 

Ik las trouwens deze week ook over twee vrienden die elkaar graag uitdaagden, en dan tegelijkertijd zichzelf. Twee vrienden die wellicht een tijdje bonje hadden, maar die ook wisten dat door warmte alles weer vloeibaar zou worden tussen hen. Of toch niet?!? Dat iets het ijs wel weer zou breken, en dat de problemen zouden smelten als sneeuw voor de zon, zeg maar. Ze hakten dus de knoop door en daagden elkaar uit. Of eigenlijk: ze hakten twee gaten in het ijs en daagden elkaar uit, plus zichzelf. En bij mij liepen daardoor de rillingen over de rug.

 

Ik bedoel: ik ben erg sportief, maar schaken???

 

Ze plaatsten zichzelf in de wakken, en op het stuk ijs dat nog tussen hen in lag plaatsten ze een schaakbord. En toen was het geboren hoor: wakschaken.

 

En wie werd hier de koning van het wakschaken, en wie de pion? ‘Nou, Mark’, sipte Guido. ‘Het was min 13 graden toen we van start gingen, en na tien minuten had ik moeite de stukken op te tillen en te verplaatsen. Toen heb ik dus opgegeven, door uit het water te gaan.’

 

Op zich vind ik dat heel verstandig van Guido. En tegelijkertijd vind ik ook dat hij de wedstrijd al niet eerlijk is begonnen. Want ik zie hem naakt in het ijs zitten, maar wel met een muts op!  

 

Jaaaaa, zo kan ik het ook!

 

Maar goddank is het dit weekend weer boven de tien graden, dus kan niemand me uitdagen.