Wachtwoordengezeik. Dat was ooit mijn wachtwoord voor de Volkskrant. En nu werkt dat ineens niet meer.
Steeds weer bots ik tegen de digitale muren op, als ik mijn wachtwoord voor iets niet meer weet. Man vindt dat ik ze nergens moet opschrijven, maar dat op internet moet regelen. Ik schrijf ze toch op, want anders overzie ik het niet meer. Pas nog bij Facebook. Ik wist dat het iets met een hond was. Wiens hond? Het zou mijn eigen, reeds al lang hemelende hond kunnen zijn, maar ook de hond van mijn dochter. Na die hond moest ik iets doen met tekentjes, of een jaartal. Het werkte niet. De kat wellicht? We hebben er zeker zes gehad. Kat van dochter? Die is aan haar derde kat bezig. De kat die ze bij een vriendin van mij heeft gebracht, wegens tere zenuwen? Ook overleden. Ik denk dat ik het in de overleden dieren zoek, omdat die niet meer te achterhalen zijn door snoodaards met hackplannen op Facebook. Ik keek naar buiten en zag het vogelbad voor mijn neus, waarin waterlelies zonder bloemen drijven. Toen bedacht ik een nieuw wachtwoord voor Facebook: ‘Impotente-WaterLelies’. Het ging een tijd goed. Totdat het niet meer goed ging. Facebook was ineens onbereikbaar. Die impotente waterlelies deden het niet meer. Dat had ik natuurlijk, gezien de naam, moeten en kunnen weten.
Ik besloot dat het gesodemieter afgelopen moest zijn. Ik zou al mijn wachtwoorden veranderen. En ze toch ergens opschrijven. Dat papiertje zou ik verstoppen. Dus het enige wat ik voortaan moest onthouden, was waar ik dat papiertje had opgeborgen. Ik verzon het ene prachtige, nooit te raden wachtwoord na het andere. Daar zou ik zo mijn beroep van kunnen maken. Ik schreef ze op een papiertje en dat verstopte ik dus. Waar? Ja zeg, ik ben niet gek, dat ging ik natuurlijk niemand aan zijn neus hangen.
We gingen een weekje met vakantie. Ik weet niet wat vakantie met jullie doet, maar bij mij zorgt vrije tijd ervoor dat mijn hersens ook op vakantie gaan. Eenmaal weer thuis had ik geen idee meer waar ik dat papiertje had verstopt. In een boek? Vast. Alle boeken nagekeken. Niks. O nee! Mijn hart sloeg enkele malen bonkend over. Ik had boeken naar het bibliotheekkastje van de Plus gebracht. Daar zat het natuurlijk in. Ik begon, ten einde raad, maar weer opnieuw met het wachtwoordengezeik. Weer bedacht ik nieuwe woorden. Deze keer moest ik dat papiertje ergens leggen op een plek die ik, ook als ik ernstig dement zou worden, meteen zou kunnen oplepelen. Achter de verlovingsfoto van mijn opa en oma, bedacht ik. Ik haalde opa en oma uit de lijst en nee, ik verzin dit niet (zou collega Sylvia Witteman zeggen), dáár zat het vorige, verloren gewaande papiertje. Toch niet te geloven? Goddank niet in een boek bij de Plus. Dus nu moet ik weer een nieuwe plek. En dat oude papiertje laat ik gewoon op mijn werktafel slingeren. Wat zullen de dieven op hun neus kijken!