Sinds de middelbare school is het denk ik, dat ik stopwoordjes begon aan te leren. Het gaat in fases. Zo kan ik 3 maanden lang extreem vaak ‘ik zal je zeggen’ inzetten om de aandacht van mijn gesprekspartner te trekken, en vanaf de volgende dag hoor je het opeens nooit meer uit mijn mond komen. Maar er zijn ook woorden die ik echt al jaren gebruik. Waarschijnlijk omdat mijn zussen het ook allemaal zeggen, waardoor het in onze familie-cultuur is ingebed, en het nu dus voelt alsof het een standaard onderdeel van ons vocabulaire is. Iets wat er altijd is geweest, waarvan niemand zich herinnert op welke dag dit woord voor het eerst werd gebruikt in een gesprek tussen mijn zussen en mij. Vooral het woordje ‘knus’ is een favoriet bij ons, en kan zowel sarcastisch als oprecht worden ingezet (‘oprecht’ is op zichzelf ook weer een woord dat bij ons minimaal één keer per dag de wereld in wordt geslingerd). Collega’s en vrienden blijven het geestig vinden, dat wij (in hun ogen) bijzondere woorden op dagelijkse basis gebruiken. En dat is precies waar Paulien Cornelisse haar nieuwe essay over gaat.
Paulien staat bekend om haar bijzondere blik op de Nederlandse taal
Dankzij Paulien begon ik me te realiseren wat een vreemde dingen er eigenlijk worden gezegd in onze taal. Want wat er tussen mij en mijn zussen gebeurt, gebeurt natuurlijk overal. En dat is precies één van de voorbeelden die Paulien geeft: het woordje ‘natuurlijk’ wordt heel vaak gebruikt op momenten dat degene die het zegt er graag vanuit wil gaan dat iedereen zijn of haar mening over een bepaald onderwerp met hen deelt. Dat is iets wat mij pas opviel toen ik het essay ‘hèhè’ las, wat Paulien Cornelisse voor de Boekenweek schreef. Het kleine boekje was zo populair, dat het de snelste herdruk in de geschiedenis van ‘het Boekenweekessay’ kreeg.
Dat is zo’n woordje waar ik me ontzettend aan kan ergeren
Wanneer ik naar de gemiddelde talkshow kijk, is er altijd wel een deskundige aan tafel die het irritante stopwoordje ‘hè’ gebruikt. Het is niet voor niets dat de titel van dit boekje ‘hèhè’ is, want dit wordt op de meest domme (tja, sorry) momenten gebruikt. Maar wat mij betreft is het vooral de losse ‘hè’ waar ik me aan stoor. Midden in een zin ‘hè?’ zeggen, waar is dat voor nodig? Het is geen echte vraag, en er wordt ook nooit op een antwoord gewacht. Dankzij Paulien weet ik nu dat het vooral wordt gebruikt om te checken of de luisteraar nog wel actief luistert. Alleen is dit bij sommige mensen er zo ingesleten, dat ze blijkbaar bij elke zin twijfelen of er nog iemand is die oplet. Ik kan nog wel even doorgaan, maar het lijkt me beter dat je naar de boekwinkel gaat om ‘hèhè’ te scoren, voor de Boekenweek voorbij is. Het is bijna een soort cursus Nederlands voor native speakers, maar dan met de humoristische toon van Paulien Cornelisse.