‘Waar is Flo?’

 

Ik zie een beetje op tegen de ontmoeting met Petra. We komen voor de derde keer in haar berghotelletje en alles zal hetzelfde zijn.

 

 

 

 

Zelfde appartement, zelfde bar waar we elke avond het lievelingsplekje aan de zijkant zullen proberen te bemachtigen, zelfde barman die een lichtgevend ijsblokje in onze drankjes zal doen, zelfde verrukkelijke latte macchiato in de ochtend. Alles hetzelfde, op een ding na: Flo.

 

De check-in is warm als altijd. Ons appartement zullen ze als eerste schoonmaken zodat we er zo snel mogelijk in kunnen. Een creditcard of paspoort hebben ze niet nodig, ze kennen ons. Er wordt wat gesproken over het weer en de verwachtingen, zon en vrijdag pas een pak sneeuw, als ze me ineens aankijkt. ‘Waar is Flo?’

 

Natuurlijk was ik voorbereid op deze vraag, ik zag er tenslotte enorm tegenop, en toch overvalt het me als een lawine op een zonnige dag. Normaal redelijk rap van tong, haper ik en stamel ik. Ik trek aan de ski-jas van mijn liefde die in gesprek is met een andere bekende hotelgast. ‘Je moet me helpen.’ Bij het zien van mijn gezicht weet hij al waarmee. Ook hij zoekt even naar woorden. ‘Flo is niet meer bij ons’, zegt hij in zijn beste Italiaans. Schrik in de ogen van Petra. Nee, ze is niet overleden, roepen wij meteen. En dan volgt het hele verhaal. Dat het niet meer ging, die epilepsie die ineens de kop opstak, dat ze constante zorg nodig heeft en het fantastische huis dat we als een godsgeschenk voor Flo hebben gevonden. ‘Het begint al goed’, terwijl we onze tranen afvegen, moeten we toch een beetje lachen.

 

Omdat de kamers nog niet klaar zijn, lopen we vast naar de overkant om onze ski’s te huren. Toni, de lokale ski-leverancier, staat op straat, voor zijn houten skihutje. De ogen in zijn gebruinde gezicht glimmen, zijn armen openen. ‘Buongiorno bella famiglia!’ Ik kan me soms niet voorstellen dat Toni, die zoveel verschillende mensen in zijn houten zaakje heeft, ons herkent. Hij doet vast zo vriendelijk tegen iedereen. ‘Dov’è Flo?’ Oké. Hij herinnert zich ons dus wel. En ook hij mist Flo. Meteen.

 

Mijn geliefde staat nu al paraat met tekst en uitleg. Terwijl hij vertelt over ons afgelopen jaar, breekt mijn schil. Ik huil. En hard ook.

 

Na een paar voorzichtige afdalingen, we kunnen het nog, schuiven we om zeven uur bij Patrick aan de bar. Meteen wordt het glas gevuld met Aperol en prosecco en walst met charme de perfecte Aperol Spritz naar me toe. Een 0.0 biertje voor mijn lief en we zijn tevreden. Petra heeft hem blijkbaar al verteld over onze privésituatie want er volgen geen vragen. Maar aan de bar is ook iets dat ontbreekt. De volgende dag vraag ik het hem: ‘Patrick, die lichtgevende plastic ijsblokjes, zijn die er niet meer?’

 

Ze blijken – helaas helaas want het was zijn signature, die lichtgevende disco-blokjes – niet meer verkrijgbaar. Dan bukt hij, opent een laatje en haalt er vier van zijn plastic, lichtgevende blokjes uit. Een duikt in mijn glas. De andere drie legt hij voor me neer op de bar. Voor Flo. Speciaal voor haar bewaard.

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach