‘Waar doet het pijn? Hier?’

En hij wijst daar waar mijn hart zit. In zijn volkswagentje is hij naar me toe komen rijden. Mijn vader.

 

Zijn ogen zijn vochtig. Hij houdt me vast, drukt me tegen zich aan. Een beetje onbeholpen en dat maakt alleen maar dat ik nog erger moet huilen. Hier kan hij niet tegen. Mijn verdriet is voor hemzelf minstens zo erg. Erger nog. Zo als dat gaat tussen ouders en kinderen.

 

Ik ben radeloos. In paniek. Zo in paniek dat ik denk dat mijn leven hier stopt en dat er nooit meer een dag komt zonder deze pijn te voelen. Al wist ik ergens, deep down, natuurlijk best wel dat er iets niet in de haak was; achteraf gezien. Hij, mijn vriendje, kwam eerst steeds later thuis en bleef op een gegeven moment een hele nacht weg. En nog een. Het zou fijn zijn als ik daar niet zo moeilijk over zou doen, zei hij. Voor ‘gezeik’ had hij geen tijd.

 

En toen kwam gisteren. Hij pakte een koffertje met kleren. Spullen, de verdeling van de boedel, dat zou later wel komen. ‘Is er een ander?’ ‘Nou moet je niet paranoia gaan lopen doen.’

 

Ik zat daar. Op die vloerbedekking van allemaal losse rotan tegels die zo handig was omdat je telkens een tegel kon vervangen als er vlekken op zaten. Kettingrokend, met mijn rug tegen de vaalblauwe hoekbank van Sanders Meubelstad. Ik moest iemand bellen. Ik belde naar huis. Want dat is wat je dan doet. ‘Wees maar blij dat je een thuis hebt.’ Mijn vader zou dat nog heel vaak zeggen.

 

Ik was midden twintig toen dit gebeurde. In mijn hart nog steeds een naïeve plattelands gup, al deed ik reuze mijn best om in Amsterdam mee te komen. Midden twintig en ervan overtuigd dat liefde voortduurt tot de dood ons scheidt.

 

 

 

Twee dagen bleef mijn vader. Toen stapte hij weer in zijn volkswagentje en stuurde mij naar mijn werk. ‘Courage,’ zei hij. ‘Je moet courage tonen, ruggengraat.’ Hij zei ook dat deze lummel mijn tranen niet waard was. Want vreemdgaan zit in de man en dat gaat er nooit meer uit. ‘Mensen zijn zoals ze zijn en blijven zoals ze zijn.’ Ook dat zou hij nog heel vaak zeggen. Ik nam aan dat hij daar gelijk in had. Met een ‘voor jou geen hand vol maar een land vol kerels die wel deugen’, nam hij afscheid. Hij had me weer terug in de rails gezet. Daar was hij goed in.

 

Ik denk veel aan vroeger en over mijn ouders nu ik, meer dan dertig jaar later, weer ga trouwen. Nieuwe emoties haken altijd aan oude emoties en dat brengt de herinneringen vanzelf boven. Leuke en minder leuke. Je hebt daar niets over te zeggen.

 

Ik omhels mijn verloofde, leg mijn hoofd op zijn schouder en snuif zijn geur op. Ik zeg dat ik van hem hou. ‘Likewise darling,’ zegt hij terug. Zo simpel kan de liefde zijn. Tot de dood ons scheidt. Ik had heus wel gelijk destijds.

 

 

Door Brigitte Bormans

Brigitte werkte jarenlang als culinair journalist en heeft twee kookboeken op haar naam staan. Sinds 2004 is ze directeur/eigenaar van Erfgoed Logies. Zonder schrijven kan ze niet. Franska zag wel iets in haar columns. Die gaan over haar leven, over vriendschappen, over liefde en over haar huwelijk dat gepland staat voor komende zomer. Brigitte heeft een stiefdochter, stiefzoon en dochter uit haar eerste huwelijk. Met haar verloofde heeft ze Jip: een plaatje van een Australian Sheppard.