Een trip down to memory-lane: die zomervakanties uit de jaren ‘70.
Vlak onder Parijs, vierde automerk Citroën het 100-jarige bestaan met een grootse reünie van alle modellen ooit. Voor Falder-columnist Hans van der Steeg was het een trip down to memory-lane: die zomervakanties uit de jaren ‘70.
Ami’s, Lelijk Eenden, Dianes, DS’en, die wij overigens Snoeken noemen, echt zover als het oog reikt hier in La Ferté-Vidame, zo’n twee uur onder Parijs. In de verte grasvelden met nog vèel oudere modellen, van voor de oorlog. Maar ik blijf hier. Want op dit veld sta ik tussen de auto’s die rondreden in de jaren zeventig. Mijn jeugd. Toen auto’s nog na een ton op de teller rijp waren voor de schroot. Toen rijden naar Zuid-Frankrijk nog een groot avontuur was, dat veel voorbereiding vergde. Ik zie mijn ouders nog avonden puzzelen boven landkaarten. Of mijn moeder terugkomen van de supermarkt met vakantie-eten: pakken pasta, blikken Unox Smac, knakworsten en smeerkaas.
Rode Ami
Ik zie de rode Ami voor me, de auto van mijn vader. Laden van de vakantiebagage was een ware kunst, elke plek werd benut. Op het dak de imperial, met de tent. De slaapzakken en luchtbedden uitgerold op de achterbank. Vóór, tussen de voeten van mijn moeder, de tas met etenswaar voor onderweg. Mijn twee broers en ik achterin. Daar tussen nog twee tassen én de gitaar van mijn oudste broer, die hij per sé wilde meenemen, tussen zijn benen.
Sigaret
Daar gingen we. Elke stad die we achter de rug hadden, streepte mijn moeder triomfantelijk weg, op het spieklijstje dat ze voor haar op het dashboard had geplakt. Naderde de Periferique van Parijs, dan stak mijn vader nog een sigaret extra op, werd mijn moeder stil en wisten wij dat we even geen ruzie mochten maken. Een uurtje zweten verder, nee geen airco aan boord, hadden we dit verkeersapocalyps overwonnen. Nauwelijks nog grote verkeersobstakels voor de boeg tot onze vakantiebestemming. Vader stak opgelucht nog een sigaret op, moeder toverde een zak spekkies uit haar bagage. Het vakantiegevoel stroomde binnen.
Citroën GS en CX
Tien jaar later. Ik studeerde aan de Lerarenopleiding in Delft. Net samenwonend in een woonark midden in de polder. Onze auto was een oude oranje Eend, waarmee ik elke dag naar school reed. De stoel naast me was weggehaald. Vonden we ludiek, maar tegelijkertijd zorgden we ervoor dat de achterpassagiers meer beenruimte hadden dan in een limousine. Elke dag pikte ik nog twee medestudenten op, die mee betaalden aan benzine. De Eend veerde protesterend diep weg tussen zijn wielen, als het duo passagiers instapte, maar gaf onderweg nooit op. Ook niet na lange ritten naar stageadressen, zelfs niet als vakantieauto naar Hongarije. Op de kofferbak prijkte de slogan ‘One day I’ll fly away’. Destijds een wens vol verlangen naar een gouden toekomst. Nu een herinneringskreet van een gouden verleden. Waarin auto’s voortdurend een belangrijke rol vervulden, inderdaad.