De gang leek wel een crimescene
De vader van Elise doet alles om uit het ziekenhuis te blijven. Al was het alleen maar omdat er dan niet tegen maar óver je gepraat wordt. Helaas komt hij er dit keer niet onder uit.
Uit ziekenhuizen moet je wegblijven, zegt mijn vader. Zelfs op bezoek gaat hij liever niet. Ik zie hem nog voor me bij alle drie mijn keizersnedes naast mijn bed. Stil en bleekjes bij de neus. Om zich heenkijkend alsof de zusters hem elk ogenblik met een injectienaald te grazen konden nemen.
Zijn leven lang is het hem gelukt om zelf buiten de poorten van het ziekenhuis te blijven, maar twee jaar geleden kwam hij er niet onderuit. En ja hoor, wat mis kon gaan, ging mis waardoor hij vijf dagen langer moest blijven. Vervolgens kon hij nog een half jaar achter verkeerde rekeningen aan, wat zijn vertrouwen in het fenomeen ziekenhuis tot nul reduceerde.
Met zijn hoofd in een bloedplas veranderde hij de gang in een crimescene
En toen viel hij vorige week van de trap. Vanaf de hoogste trede. Daar lag hij: zijn lijf in een rare kronkel en zijn hoofd in een bloedplas. De gang leek wel een crimescene. In het ziekenhuis werd geconstateerd dat hij héél veel geluk heeft gehad.
Samen met mijn moeder vergezelde ik hem van de spoedhulp naar de afdeling waar hij ter observatie een nacht moest blijven. Hij zat in een rolstoel, gebutst en gekneusd. Een pleister ter grootte van een luier verborg drie gehechte gaten in zijn hoofd. Een goedlachse verpleger, met wenkbrauwen die in de maat van zijn zinnen op en neer bewogen, duwde hem door de gangen.
Mijn moeder, met het bloed van haar man nog aan haar trui en de ambulancesirenes nog in haar oren, probeerde de verpleger van zoveel mogelijk informatie te voorzien.
‘Hij is van zestien trappen gevallen!’
‘O?’ zei de verpleger. Zijn wenkbrauwen verdwenen onder zijn haar.
‘Treden,’ verbeterde ik.
‘Aaah! Ik vond u al een levend wonder, meneer de Jong.’ Het levende wonder liet alles over zich heen komen. Al was dit één van de redenen waarom hij graag ziekenhuizen mijdt: er wordt de hele tijd tegen je gepraat. Of erger nog: óver je.
In de kamer vroeg mijn moeder alle details. ‘Wat zit er in z’n infuus? Staan de gegevens van de vorige opname in het dossier? Hoe heet de arts?’
‘Volgens mij kan ik best naar huis,’ bromde mijn vader.
‘Sorry voor alle vragen hoor,’ zei ik, ‘We hebben geen goede ervaringen met ziekenhuizen.’
‘Nou laten we dan voor een trendbreuk zorgen,’ zong de verpleger. Hij gaf mijn vader een geruststellende knipoog. En een polsbandje met de naam en geboortedatum van een compleet andere patiënt.
Elise van der Velde is freelance copywriter, schrijft een roman en probeert dit alles zo gracieus mogelijk te combineren met haar gezin van vijf. Geen huisdieren, dat moest er nog bijkomen.