Uit een burn-out klimmen is moeilijker dan erin raken

 

Mascha werkte altijd hard en met veel plezier. Dat zij op een dag niet meer in staat zou zijn om normaal te functioneren, kwam als een complete verrassing…

 

 

Mascha de Jong (44) werkte altijd hard en met veel plezier. Dat zij op een dag niet meer in staat zou zijn om normaal te functioneren, kwam als een complete verrassing.

 

‘Als een oplaaiend vuur verspreidde de angst zich door mijn lijf. Het begon bij mijn benen, die slap werden, ging door naar mijn buik (ik werd misselijk), vervolgde vliegensvlug zijn weg naar mijn hart (dat als een gek tekeerging), om te eindigen bij mijn strot (ik moest mijn best doen om lucht te krijgen). Het zweet brak me uit. Mijn armen beefden en ik kon mijn handen niet meer voelen. Ik lag in mijn eigen bed, in mijn eigen veilige huis. Er was niks om bang voor te zijn. En toch kroop in elkaar en kermde als een vogeltje dat uit zijn nest is gevallen.

 

Het was de dag nadat ik door mijn baas naar huis was gestuurd, omdat ik achter de computer in huilen was uitgebarsten. Hij had even zenuwachtig aan zijn haar gefriemeld en toen gezegd: ‘Jij bent overspannen. Je gaat nu naar huis en komt pas terug als je je beter voelt.’

 

Nu weet ik dat je jezelf voor de gek kunt houden
 

‘Ik? Overspannen? Daar was toch helemaal geen reden toe? Oké, ik had hard gewerkt de afgelopen drie maanden. En ja, degene die mijn rechterhand was, had twee maanden geleden ontslag genomen en was nog steeds niet vervangen. En ja, ik was wel wat moe en vergeetachtig de laatste tijd. Maar al met al ging het best goed met me. Tenminste, dat dacht ik. Onzin natuurlijk; het ging helemaal niet goed. Nu weet ik dat je jezelf voor de gek kunt houden. Als ik nu door de stad loop of op het station sta, realiseer ik me dat ik omringd ben door mensen die misschien wel op het punt staan in te storten. En allemaal lijken ze heel normaal. En ook zij zeggen de hele tijd tegen zichzelf: eigenlijk is alles toch oké. Het gaat toch best? Terwijl ze ’s avonds in bed huilend in slaap vallen. Wat het is: we zijn allemaal oké tot het moment dat we breken.

 

Na de eerste weken thuis, waarin ik elke dag meerdere paniekaanvallen kreeg, sleepte ik mezelf naar de huisarts. En naar de masseur. En naar de psycholoog. Alles om maar weer snel op de been te zijn. Maar snelheid is in het geval van overspannenheid een woord dat je maar beter kunt vergeten. Of zoals een vriendin tegen me zei: “Terugkrabbelen uit de put duurt altijd langer dan erin wegzakken.” Ik kreeg oxazepam. Dat hielp. Ik werd rustig. Zo rustig dat ik de helft van de dag sliep. Ik vond het prima. Alles beter dan die paniek. Naar de supermarkt ging ik niet meer. Eén keer was ik in de rij volkomen in paniek geraakt en had mijn mandje met boodschappen laten staan en was naar buiten gelopen.

 

De psycholoog luisterde naar mijn verhaal. Samen concludeerden we dat ik wel aan de ‘risicofactoren’ voldoe. Ik ben perfectionistisch, wil graag presteren, heb de behoefte om aardig gevonden te worden, ben meer dan gemiddeld betrokken bij het bedrijf waarvoor ik werk. Daarnaast heb ik behoefte aan erkenning en waardering, iets wat volgens haar een heel normale behoefte is. Alleen: in het geven ervan bleek nu juist mijn baas erg slecht. Volgens haar zou hij een vaderfiguur moeten zijn, die veiligheid biedt en de mensen de ruimte geeft om te floreren. En die ziet wat ik kan en zorgt dat ik die kwaliteiten kan inzetten. Dat was allemaal niet gebeurd en het evenwicht raakte zoek. Mijn eigen behoeftes leverde ik in. Alles wat ik deed kostte energie en leverde geen energie meer op. Sporten kwam er nooit meer van, afspreken met vrienden weinig.

 

Langzaam gaat het wel iets beter met me. Rust werkt helend. Mijn angsten zijn nog niet weg, maar elke week worden ze minder. Waar ik in de eerste weken mijn huis niet uit durfde, maak ik nu elke dag een wandeling, doe een boodschap, spreek soms met een vriendin af. De ene dag kan ik meer aan dan de andere dag. De angst blijft voor mij iets raars. Bang zijn terwijl er niks is om bang voor te zijn. Ik kan goed denken, maar soms volgen mijn emoties de gedachten niet. Als ik naar een spannende afspraak ga, schrijf ik in mijn hand: HGO. Het gaat over. Want paniek zakt altijd weer. En verder probeer ik deze periode te zien als een levensles, als een signaal om het anders te doen. Of ik terugga naar mijn oude werk, betwijfel ik. Als ik beter ben, wil ik doen wat bij me past en leven vanuit mijn eigen kracht. Ik gun mezelf de tijd om daar nu rustig over na te denken.’