Twee van mijn drie moeders zijn samen op reis, voor eeuwig

 

Ineens waren ze weg. Er zat amper een dag tussen. Op 5 mei ging moeder Jannie (86) en amper 24 uur later blies Inge (63) haar laatste adem uit.

 

 

Franska:
‘Rim Voorhaar ken ik al jaren, hij is een van de liefste collega’s ooit. Laatst liet hij me zijn speech voor het afscheid van zijn moeder en zus lezen. Zo’n in- en intriest verhaal en dan toch nog zo mooi kunnen speechen. Zo bewonderenswaardig. Daarom vroeg ik hem of hij zijn verhaal voor Franska.nl op wilde schrijven.’

 

 

 

Ik ben een nakomertje. Ik scheel 8 jaar met mijn zus Betty en de oudste, Inge, was zelfs 12 jaar ouder. Dus groeide ik eigenlijk op in een huis vol moeders. Hoe vaak reden Inge en Betty hun broertje niet rond met de kinderwagen door de straat? Alsof het hun eigen baby was. Verkleed als meisje, dat wel.

 

Ik werd verwend. Zoveel liefde en aandacht. En mijn pa maar trots roepen: ‘Een stamhouder!’

 

Met dank aan zijn ‘Jannetje’ die hij als dienstplichtig militair uit Amsterdam-West voor het eerst zag bij een dansschool in Hilversum, de Karseboom. Mijn pa: ‘Het was liefde op het eerste gezicht. Ze zat aan een tafeltje met een vriendinnetje. Ze droeg rode schoenen met hoge hakken. Een truitje dat haar goed stond. Maar alles stond haar goed. Ik zei tegen mijn moeder dat ik een mannequin aan de haak had geslagen. Uit Bussum.’

 

Een mannequin. Uiterlijk misschien, haar grote voorbeeld was niet voor niets Doris Day. Maar zo zelfverzekerd voelde Jannie zichzelf vaak helaas niet.

 

Verlegen. Onzeker. Schaamte. Opgegroeid in een groot en arm gezin uit een in die tijd beruchte volksbuurt ‘aan de andere kant van het spoor’. Als ze eerder na het dansen werd thuisgebracht door een jongen uit bijvoorbeeld het chique Spiegel deed ze net of ze in een andere straat woonde.

 

Ze was ‘onderdanig’ opgevoed. Ook door haar vader, geliefd om zijn engelengeduld, maar helaas hopeloos ouderwets. Product van een wereld waarin dubbeltjes zelden kwartjes worden. Zo mocht mijn moeder na de lagere school niet verder leren. Ze moest werken voor de kost. ‘Als een meisje groot is, gaat ze toch trouwen, dus waarom zou ze dan doorleren?’ Ze kon zich er nog kwaad om maken. Met haar eigen kinderen zou ze het anders doen.

 

‘Wat ze in haar hoofd heeft, krijgt ze meestal ook voor elkaar’, zei mijn vader vaak. Maar altijd diplomatiek en mild. Zo kreeg ze Gerrit zelf ook twee keer zo ver om te verhuizen en te zorgen voor mijn zus Betty die als jonge moeder – inmiddels 30 jaar geleden – werd getroffen door een zware ziekte, progressieve MS.

 

Ook mijn oudste zus Inge zou later in een Hilversumse dansgelegenheid, Paddock, haar grote liefde tegen het lange lijf lopen: Willem uit Muiderberg. Eigenlijk verstond Inge hem verkeerd. Hij vroeg met bravoure of ze iets wilde drinken. Zij dacht dat hij haar ten dans vroeg. Ook goed. Willem maakte Inge – die soms wat bleu kon zijn, net als haar moeder – een tikkie losser en nam haar overal heen, tot ver over de grens.

 

 

Zo ver kwam Jannie nooit, hoewel ze als meisje droomde van reizen en varen. Haar Gerrit bleek helaas geen wereldreiziger.

 

De gelijkenis tussen moeder en dochter ging verder. Ook als Inge iets in haar hoofd had, dan gebeurde het ook. Ze regelde dingen. Tiptop. Voor haar gezin, hun zaak – het echt allereerste taxibedrijf van Almere (ETCA) – maar ook voor anderen. Voor wie eigenlijk niet? Liever dan lief.

 

Ik zie Jannie en Inge nog voor me: naast elkaar in de huiskamer van de doodzieke Inge die daar in bed lag en Jannie, tijdelijk over vanuit het verzorgingshuis, in haar rolstoel. Ze hielden elkaars hand vast. Gesproken werd er niet meer. Nog geen twee dagen later waren ze allebei weg. Jannie uit verdriet om Inge die de oneerlijke strijd had verloren van alvleesklierkanker.

 

Samen op reis, denk ik daarom maar. Om het net even draaglijker te maken. Je moet toch wat als moederskindje.

 

 
Tekst: Rim Voorhaar