Twee ritmes in één huis
De man met wie ik mijn leven deel, is het leeuwendeel van mijn leven al een deel van mij én mijn leven. Dat ik dat even gezegd heb, voordat hij dit stukje leest.
We werken nu namelijk allebei in een andere werkkamer, dus weet ik eigenlijk niet zo goed meer wat hij online leest. En bovendien: áls hij dan leest, ben ik net druk in de weer met was ophangen, ramen lappen, eten koken, de tuin onderhouden, wc’s schrobben, of gewoon even een stukje wandelen.
Maar als ik dan eindelijk even ga zitten, dan gaat hij net weer sporten, muren witten, boodschappen doen, goten leeghalen, de auto wassen of alweer naar bed. Kortom: we leven op dit moment twee verschillende ritmes in één huis, en dat vind ik best lastig.
Ik ben namelijk een avondmens, en hij is een ochtendmens. Dat is altijd zo geweest, en dat was toen de kinderen nog klein waren juist handig. Want hij stond altijd voor dag en dauw op om te legoën, en ik was er weer als de kinderen niet konden slapen of hun avondeten eruit kwakten. Op feestjes kon ik ook altijd het licht uitdoen, want ik kon de volgende dag wat langer blijven liggen. Bij thuisparty’s zorgde ik dan dat alles weer netjes was voordat ik ging slapen, zodat hij met de kinderen ’s morgens opgeruimd aan een nieuwe dag kon beginnen, terwijl ik nog even mijn roes uitsliep. Ideaal toch? En hij gaat ook altijd lekker vroeg naar bed als ik met vriendinnen nog een fles wijn openruk op mooie zomeravonden, dus wij kunnen dan bespreken wat we willen, want hij zit er nooit bij als het onderwerp ‘mannen’ aan bod komt.
Maar ja… door dat rotvirus zijn er niet zoveel afspraken met vriendinnen geweest, en door de klimaatveranderingen hebben we dit jaar ook nauwelijks mooie zomeravonden gehad. Hier een kort hittegolfje, en daar een vreselijke overstroming, maar van die langgerekte zwoele nachten dat je niet naar binnen te rammen bent: ik heb ze al heel lang niet meer beleefd. En dus zitten we ’s avonds best vaak samen voor de televisie, terwijl we daar eigenlijk allebei niks aan vinden. Hij kijkt graag naar geweld, en ik kijk graag naar reisprogramma’s. Daar begint het al mee. Terwijl hij in het echte leven juist graag reist, en ik daar weleens gewelddadig op reageer. ‘Alwéér zo’n verre reis met je vrienden? Wat kost dat wel niet?’ Of: ‘Alwéér onder barre omstandigheden een berg beklimmen op een motorfiets? Waarom? Dat heb je toch al gedaan? En wanneer is het dan een keer genoeg?’
Maar ja… dan roept hij natuurlijk weer: ‘Ik vraag dat toch ook niet wanneer jij met je vriendinnen nóg een fles wijn of Limoncello openrukt? Dan ga ik gewoon naar bed en hou mijn mond.’ En daar heeft hij een punt.
Maar mijn hobby is wel veel goedkoper en kost ons alleen af en toe een weekendje. Die hobby van hem kost ons steeds weken van onze tijd samen en een hele berg met geld.
Maar nu er dus beter even niet gereisd kan worden, en ook niet te vaak wordt afgesproken met vriendinnen, moeten we dus samen onze tijd doden. En dat vinden we soms best lastig. Hij gaat al wat later naar bed en ik sta wat eerder op, om elkaar nog een beetje tegemoet te komen. Als hij gaat sporten, ga ik alvast stofzuigen, en als ik ga wandelen, loopt hij nu gezellig mee.
Maar gut, wat heb ik zin om weer eens een nachtje door te halen met vriendinnen. Om slap te lachen, dom te ouwehoeren, en brak aan het ontbijt te verschijnen. Maar ja… dat zit er niet in met een rotzomer en een fanatieke sporter, die dol is op het verkennen van grenzen. Om elf uur ‘s avonds is zijn grens echt wel bereikt. Dan vallen zijn ogen dicht, terwijl ik dan net wakker word.
O, wat verlang ik weer naar zo’n ouderwets vriendinnenweekend.