‘Met trillende vingers pakte ik het geld en deed ik alsof er niets aan de hand was’
Na de begrafenis van haar moeder ruimt Joyce samen met haar broer het huis leeg en daar doet ze een onverwachte ontdekking.
‘Hoewel ik heus wel van mijn moeder heb gehouden was ik opgelucht toen ze na een lang ziekbed overleed. Maandenlang reed ik iedere dag naar haar toe om haar te douchen, haar huishouden te doen en voor haar te koken. Ze accepteerde geen andere hulp, want niemand deed het zoals zij het wilde. Ik voelde me soms echt gevangen, maar kon het ook niet over mijn hart verkrijgen om haar te laten zitten. Mijn broer kwam af en toe samen met zijn vrouw op de koffie, maar erg veel hoefde ik niet van hem te verwachten. Hij had het druk met zijn werk en met zichzelf. En als ik al eens om hulp vroeg, dan was er altijd wel een smoesje waardoor hij toch niet kon komen.
Bij de notaris bleek dat mama niet veel spaargeld had om ons na te laten, en het overgrote deel ging op aan kosten voor de begrafenis. Het verbaasde me wel, want onze moeder was haar hele leven spaarzaam geweest en gaf de laatste jaren van haar leven nauwelijks geld uit. Toen ik de woning van mama leeg moest halen heb ik wel de hulp van mijn broer ingeroepen. Dat was het laatste wat hij nog voor haar kon doen. Het leek me wel zo eerlijk dat hij toch nog een keer zijn handen uit de mouwen zou steken en misschien wilde hij nog wat spulletjes als herinnering aan haar uitkiezen. Maar ik kreeg al snel in de gaten dat hij niet in die oude troep, zoals hij het noemde, geïnteresseerd was. Hij had een grote container gehuurd waar mama’s oude en versleten meubels in verdwenen. Ondertussen pakte ik de boeken uit de boekenkast om ze in dozen te stoppen die naar een opkoper zouden gaan.
Toen ik het eerste boek uit de kast pakte zag ik er opeens iets groens uit dwarrelen. Het was een biljet van honderd euro. Verbaasd pakte ik het geld van de grond en vroeg me af waarom mama dit in het boek had verstopt. En toen ik het stapeltje boeken dat ik al in een van de dozen had gestopt doorbladerde zag ik nog veel meer bankbiljetten tussen de bladzijden zitten. Koortsachtig liep ik alle boeken na en iedere keer als ik een biljet zag zitten vouwde ik het snel op en stopte ik het met trillende vingers gauw in mijn bh. Net toen ik het laatste biljet had verstopt stond mijn broer opeens in de woonkamer. Ik schrok enorm en terwijl ik snel mijn trui fatsoeneerde hoorde ik hem uit de verte vragen of hij die lege boekenkast al in de container kon kieperen. Met een rood hoofd gaf ik zenuwachtig antwoord en ik hoopte dat hij aan mijn trui niet kon zien wat ik daarachter allemaal verstopte.
Aan het einde van de dag was het huis helemaal leeg en lag bijna de hele inboedel van mama aan stukken in de container, een treurige aanblik. Mijn broer liep al naar zijn auto toen ik toch ging twijfelen of ik hem wel moest vertellen wat ik in de boekenkast had gevonden, maar ik hield mijn mond. Eenmaal thuis bleek dat ik bijna 3000 euro aan biljetten in mijn trui had verstopt. Geld waarvan niemand wist dat mama het had en waarvan ik me afvroeg waarom ze het niet gewoon op haar bankrekening had staan.
Eerlijk gezegd voel ik me totaal niet geroepen om mijn broer de helft van dit bedrag te geven. Waarom zou ik? De afgelopen maanden keek hij nauwelijks naar onze moeder om en bovendien heb ik heel wat meer tijd aan haar verzorging besteed dan hij. Voor mij is het als een beloning voor bewezen diensten en daar voel ik me absoluut niet schuldig over.’