Toen geluk nog heel gewoon was
Ik ben opgegroeid in de jaren 70, met de Wie-kent-kwis, Toppop, John Travolta en pudding met vel.
Ik ben opgegroeid in de jaren 70. Met ABBA, Meatloaf en Earth Wind & Fire. Met twee staartjes en een pony die veel te kort was en scheef. Maar dat gaf niet, want bij al mijn klasgenootjes knipten de moeders zelf het haar.
Onze moeders maakten ook zelf kleding. Als een broek te kort was geworden, werd er een strook aan gezet en als je er een gat in viel, werd er een lapje op de knie geplakt.
Afstandsbedieningen bestonden niet, maar omdat we maar twee (en later drie) zenders hadden, was dat wel te overzien. Het betekende ook dat iedereen in het weekend naar dezelfde programma’s keek: de Wie-kent-kwis met de marmottenrace, Toppop of Swiebertje.
Van tiramisu of crème brûlée hadden we nog nooit gehoord. Als toetje was er bruine en gele vla, of pudding die mijn moeder zelf maakte door eerst melk te koken. Daar kwam dan zo’n vel op dat ik heel vies vond.
Mijn slaapkamer had paarse vloerbedekking, knalgroene gordijnen, oranje accessoires en een muur met fotobehang. En die kleuren vloekten niet. Aan de muur hingen posters van John Travolta (mijn held) en Charlie’s Angels (ik wilde die blonde zijn).
Op een feestje stonden glazen vol sigaretten voor de rokers (die gewoon binnen rookten) en er waren prikkers met kaas, worst, augurkjes en zilveruitjes. Mijn moeder werd vrolijk van de sherry, mijn vader van het bier. Mijn tante Mien (die Wilma genoemd wilde worden) bleef altijd als laatste. ‘Van Schaijks doen het licht uit’, zei ze dan (en gelijk had ze).
Eén keer per jaar gingen we op vakantie. Weekendjes weg, stedentripjes of backpacken was voor rijke mensen. Wij waren heel tevreden met twee weken in een vakantiehuisje. Uit eten was heel bijzonder. Dan gingen we naar het dichtstbijzijnde Van der Valk-hotel, je weet wel: met appelmoes met een kers in het midden.
Als ik uit school kwam was mijn moeder thuis. Ze werkte thuis, en alleen als ik op school zat. Geen van mijn klasgenootjes ging naar kinderopvang. Het was rustig en veilig. De woelige jaren zestig waren ons huis voorbij gegaan. Niks seksuele revolutie, niks dolle mina’s. Het meest woelig bij ons was dat we héél af en toe eens rijst aten in plaats van aardappelen, groente en vlees. En misten we daar iets aan? Nee hoor. Het was misschien een eenvoudig leven, maar ook een heel gelukkig leven.