Het accordeon van mijn moeder.

 

Al dertig jaar verhuist het accordeon van mijn moeder met me mee. En dan doorgaan met: In een versleten koffer, en ik kan er geen afstand van doen, omdat het zo’n mooi brokje verleden is.

 

Al dertig jaar verhuist het accordeon van mijn moeder met me mee. In een versleten koffer, en ik kan er geen afstand van doen, omdat het zo’n mooi brokje verleden is. Mijn moeder had hem gekocht van haar eerste salaris als apothekersassistente. Ze was al verloofd met mijn vader en helemaal in haar stijl werd het geen linnengoed voor de uitzet, maar een accordeon. In de oorlog speelde ze er ’s avonds op, bij het licht dat werd voortgebracht door een dynamo op een fiets. Om beurten trapten de huisgenoten zich een slag in de rondte, zodat er toch de hele avond licht was om bij te lezen, te breien of muziek te maken. ‘Eigenlijk hadden we het toen best gezellig,’ vertelden mijn ouders ons. Er moet nog een foto zijn van die fiets, terwijl mijn moeder muziek maakt. Die kan ik helaas niet vinden.
 

Wel die waarop oudejaarsavond (1944) wordt gevierd, bij mijn moeders tante Mien en oom Meindert. Mijn verloofde ouders zitten aan een rijke dis. Bijzonder, omdat het oorlog was. Haar neefje Wim zit links. Hij zou later bruidsjonker zijn toen mijn ouders in 1945 trouwden. Tante Mien was de zus van mijn oma. Op de foto is zij ongeveer net zo oud als ik nu. Mijn moeder woonde bij ze in huis toen ze die baan in een Overveense apotheek kreeg. Mijn vader zat officieel ondergedoken op de boerderij van zijn ouders, maar had toch kans gezien op oudjaarsavond naar Overveen te fietsen. Ik rijd nog weleens langs dat huis, en dan denk ik altijd aan deze foto, en aan het accordeon.

 

 

Het accordeon lag bij ons thuis op zolder en als tienjarig kind speelde ik erop en deed ik alsof ik een beroemdheid was. Verkleed in een glimmende beddensprei en mijn moeders bruidssluier. Later zou ik beroemd worden, dat wist ik toen zeker. Het kwam er nooit van. Wel gelukkig geworden. Veel belangrijker. ‘Ik geef een concert op zolder,’ zei ik op een zondagmiddag tegen mijn ouders, die zaten te lezen in de woonkamer.

 

 

Zij waren allang blij dat hun drie koters nu eens geen ruzie hadden, maar leuk aan het spelen waren op de zolder. Ze stommelden de vlizotrap op en gingen zitten op de wankele tribune die we hadden gemaakt. Broer en zus bakten niks van het toneelstuk dat ik met ze had ingestudeerd, dus mijn accordeonspel moest dat goedmaken. Na drie minuten vroeg mijn vader of het nog lang zou duren. ‘Ja!’ zei ik verontwaardigd, maar na nog vijf minuten gemartel voor hun oren maakten ze er toch een eind aan. Ze klapten heel hard. Dat wel. Ik herinner me nu dat ze continue zaten te lachen. Zou ik, nu, in hun geval ook hebben gedaan.
 

 

Man vroeg onlangs of het accordeon niet weg kon, want het lag daar maar en wat moest ik ermee? Ik weet het, het is niet een ding dat leuk staat op een tafeltje of zo. Op de plank in die kast laten staan is ook zowat. Niemand heeft er iets aan. Maar wegdoen? Ik kan het gewoonweg niet. Het zegt zoveel over hoe mijn moeder was: iets leuks van het leven maken als dat maar enigszins kon, ook in oorlogstijd. Een foto nemen dan maar? Ga ik nu doen, dan kunnen jullie zien waarover ik het heb. Alles bewaren is onzin, weet ik ook wel. Zou ik ernaartoe moeten groeien??

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel