Tiny Houses

 

 

 

Ik ben dol op tiny houses. Ja, niet dat ik daardoor bescheiden ben gaan wonen, maar gewoon omdat ik dol ben op knusheid en handige oplossingen.

 

 

Ik was vroeger al dol op tentjes en vond het een sport om van het kleinste tentje iets te maken. Ik was nooit een kampeerder met een half opgeblazen luchtbed, de slaapzak rommelig in een hoekje, zes paar schoenen eromheen, een openstaande rugzak en een paar slingerende lege chips- en dropzakken. Nee, mijn slaapzakje lag strak op mijn rolmatje en mijn schoenen stonden naast de flessen water in een hoekje bij mijn (goed georganiseerde) rugzak. In een hoekje bij de buitenluifel stond een emmer met een zak erin, en daar gingen de lege chips- en dropzakken meteen in. Er stonden lege flessen voor de winkel bij, en die voor de afvalbak (glasbak bestond toen nog niet) en die stonden er netjes gesorteerd naast. Ik kon ze zo meenemen als ik richting de kampwinkel of de prullenbak ging!

 

Ook had ik een netjes gegraven geultje tegen instromend water om mijn tentje, en een stoeltje met een boek erop onder het luifeltje. Gezellig, toch? Ik moet je eerlijk bekennen dat ik het kamperen zelf geen reet aan vond, maar het inrichten van mijn tentje wel.

 

Later met mijn éénkamerwoninkje deed ik hetzelfde. Alles was altijd netjes en daardoor kwam ik ook nooit ruimte te kort. Wat in en op elkaar gestapeld kon worden dat bevond zich ook als zodanig in een hoekje, nisje, laadje of ergens onder, en langzaam verscheen er hier en daar een kaars of een plant om het gezelliger te maken. Maar daar bleef het bij. Meer rotzooi kwam er niet in, en ik liet zeker niets slingeren wat ook kon worden opgeborgen of opgehangen.

 

Ik had een bed dat verstopt zat in de verhoogde vloer. Overdag stonden daar de stoelen op, en ’s avonds haalde ik die weg en deed het luik open. Hoppa: slaapkamer met opgemaakt bed!

 

Maar nu woon ik groter. Want later werd ‘alsmaar groter en steeds maar meer’ heel erg hip en ik ging dapper meedoen. Maar in mijn hart ben ik nog steeds stiekem een fan van kleine huisjes en praktische oplossingen. Toen heette dat nog armoede, maar nu heet dat milieubewust en handig wonen. En de verblijfjes heten nu tiny houses.

 

And I love it. Nog steeds dus. En nu zag ik dat er ook nog een tv-programma over in de maak is, en daar heb ik nu al zin in! Ik ga straks smullen van de handige oplossingen en knusse nisjes die mensen in hun piepkleine huisjes bouwen. En van de mogelijkheden om met één kussen, één kaars, één foto, spiegel, plant of rekje ineens heel veel sfeer te brengen in zo’n kleine ruimte, en de rest niet aan te schaffen.

 

Ik doe dat nu in mijn (eigenlijk té) grote huis nog steeds. Nu de kinderen weg zijn heb ik behoorlijk wat ruimte over die niet gebruikt wordt. Ja, als opslag voor die kinderen die weg zijn, en die veel te veel spullen hebben. Ik heb het dus niet echt over kunnen brengen op ze. Maar ik ga ze wel vertellen over dat programma dat binnenkort dus op tv komt. Over de wedstrijd wie het kleinste (praktische) huis kan bouwen. Wellicht steken ze er daar dan nog iets van op!

 

Al weet ik ook al wat ze erover gaan zeggen, denk ik.

 

‘Uiteindelijk gaan we allemaal winnen, mam. De één iets eerder dan de ander, maar uiteindelijk blijft het allerkleinste tiny house toch een kist of een urn. Dus echt… het komt eraan mam. Heb geduld! We gaan straks allemaal wonen op de manier die jij zo ontzettend leuk vindt.’  Zucht.

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke