Een robbertje bekvechten met je schoonzoon

 

 

Aan de keukentafel heeft Tineke een wel heel bijzonder gesprek met haar schoonzoon…

 

Ik heb een schoonzoon en dat is een kakker. Hij weet dat ik dit zeg en de ‘r’ dient hier uitgesproken te worden als een soort harde ‘j’ en zonder echte r-klank. Ikzelf ben echter een Amsterdamse. En as ut mot nog een hele platte ook! En die gegevens tezamen leveren bij ons aan tafel altijd erg leuke scènes op. Daarbuiten spreken we namelijk allebei ‘normaal’ Nederlands, maar aan de keukentafel mogen we graag strijden over uitspraak en woordkeuze uit onze eigen ‘milieus’. En bovendien zijn wij beiden dol op toneelstukjes.

 

‘Ik ben nog even bij opa en oma wezen kijken’, meld ik dan. En daar gruwt hij van. En daarmee bedoelt hij (hopelijk) niet dat hij later niet meer langskomt, maar het woord ‘wezen’ bestaat volgens hem niet. Je bent gáán kijken, of je hébt gekeken. En desnoods wás je even langs geweest.

 

‘Jawel’, antwoord ik dan. ‘Maar “effe wese kijke”, daar krijg ik jou binnen no tijm mee uit de kast! En dat vin ik gewoon geinig.’

 

‘Och, schoonmama!’ verzucht hij dan. ‘Het is verdeurie toch ín! Het is ín no-time en óp de kast.’

 

En natuurlijk weet ik heus wel hoe het heurt, maar ik vind het zo grappig om hem erop te krijgen.

 

Toch ontdekken we zo ook vaak dat we helemaal niet zoveel verschillen als we wel denken. Zo had ik het onlangs over kwattende fietsers en daar kreeg ik mijn arme schoonzoon weer helemaal mee van ‘se-ahh-prop-o’.

 

 

‘À propos’, riep hij aan de nasi aan de keukentafel (of aan de dis, zoals hij dat zelf dan noemt). ‘Ik las onlangs een column van u, en het is spúwen wat wielrenners doen hoor. En niet kwatten!’

 

‘Eet jij nou-mah g’woon door’, riep ik toen plat. ‘Want so te sien spuug je dur weer niet op, jochie!’

 

‘En in een uiterst geval van nood tot plezant doen, had u ook nog het woord “tuffen” kunnen gebruiken’, zette hij toch dapper door. ‘Kwatten is echter in geen enkel woordenboek terug te vinden.’

 

En toen was ik weer.

 

‘Ik schrijf ook geen woordeboeke’, bitste ik terug. ‘Ik schrijf stukkies. Stukkies voor de fun, om pesies te sijn!’

 

‘Ook proclamaties ter lering ende vermaeck dienen foutloos geschreven te worden’, vond hij toen weer.

 

‘Nou, het woord “kwatten” was anders prima gespeld, dus dur was niks te seike, lapzwans’, was mijn antwoord.

 

‘Lapzwans???’ Hij was toen echt verbaasd. ‘Die is van mij, hoor!’ verbeterde hij.

 

‘Nietes! Lapsjwants komt uit het Jiddisch en is een plat Amsterdams woord, dat wij gebruiken voor een niksnut.’

 

En wat bleek? ‘Zij’ gebruiken dat woord ook! Weliswaar voor een ‘luiaard’, maar het komt op hetzelfde neer.

 

Zie je wel dat we eigenlijk allemaal hetzelfde zijn!

 

 

Bij veel van wat ze dagelijks tegenkomt filosofeert én associeert Tineke (schrijfster/moeder/fotograaf/toneelregisseur/echtgenote) erop los.

Fotografie portret: Esmee Franken, Visagie Linda van Ieperen, Haarstylist Mandy Huijs