Tineke: Wat Prinsjesdag is? Welke van de tig versies zal ik eens vertellen?
‘Prinsje-dag? Wat betekent eig’lijk’? vroeg iemand tijdens de Nederlandse les.
Pff, dacht ik toen. Welke versie zal ik eens geven?
A) Op de derde dinsdag van september spreekt het staatshoofd de troonrede uit, waarin wordt aangegeven wat het regeringsbeleid zal zijn voor het komende jaar en waar door allerlei omstandigheden waarschijnlijk toch van afgeweken gaat worden?
Of B) Het is een dag die oorspronkelijk in de zeventiende en achttiende eeuw gebruikt werd voor de viering van de verjaardagen van de Prinsen van Oranje? Gewoon om het volk een beetje koningsgezind te houden! Iets wat we tegenwoordig dus op Koningsdag doen.
C) Leek me namelijk te ingewikkeld. Het was vroeger – toen het nog een zaak van alléén de koning was – een dag om de grondwetsvoorziening aan te kondigen. Maar tegenwoordig bepalen de ministers dus wat de koning gaat zeggen. Dus waarom het dan eigenlijk nog Prinsjesdag heet? En niet Ministersdag?
Nee… dat leek me ook niet heel erg duidelijk.
Toch maar D) dan? De troonrede voorlezen is heden ten dage eigenlijk alleen nog het aankondigen van de plannen voor het nieuwe parlementaire jaar. En waar dit vroeger plaatsvond op een maandag, is dat ooit – in verband met lange reistijden van sommige parlementsleden – in combinatie met de verplichte rustdag op zondag – verplaatst naar de dinsdag.
Maar ja… wat is een lange reistijd voor iemand die net gevlucht is uit een land waar niets meer is? En hoe leg je dan uit dat op zondag vertrekken écht niet kon? Nee… die versie doe ik dus ook maar niet.
Dat alle dames rare hoedjes gingen opzetten, vertel ik ook maar niet
En dat het E) vroeger gewoon de opening van het parlementaire jaar betekende. En dat de minister van Binnenlandse zaken toen gewoon met zijn dienstauto naar de ridderzaal kwam, maar dat minister Wiegel daar die poppenkast met negentiende-eeuwse uniformen (compleet met steek!) aan heeft gehangen, dat sla ik ook maar even over. En dat alle dames toen rare hoedjes gingen opzetten en het dus meer een soort carnaval werd, dan dat er nog iets werd opgestoken, vertel ik ook maar niet. Wat moet zo iemand daarmee?
Maar ik vertel wél dat die koets, de hoedjes, de statements, de vlaggetjes en de regenbuien, plus de bemoedigende woorden van de koning, of het commentaar op de jurk van de koningin plus het tempo waarin de troonrede wordt voorgelezen, ook niet zoveel zeggen over ons land en zijn inwoners. En dat het oefenen met die paarden – en al dat geknal met dat vuurwerk – niets is om bang voor te zijn.
En daarna vertel ik maar wat Prinsjesdag bij mij thuis betekent.
Dat het daar eigenlijk elke dag Prinsjesdag is. Gewoon… omdat ik elke dag zo’n 36 keer de deur moet komen opendoen voor onze prins Joep. De kat die inmiddels echt is gaan geloven in zijn koninklijke afkomst, denk ik. Want hij vindt dat hij naar binnen (en naar buiten) mag wanneer híj wil. En ook, dat ik – als lakei – dan steeds moet komen aansnellen om dat mogelijk te maken. En dat mag best zonder hoedje, hoor. Daar doet hij niet moeilijk over. En er hoeft ook niet steeds geoefend te worden.
Maar statements maken? Dat heeft geen enkele zin! Hij blijft gewoon schreeuwend naast het kattenluikje zitten, net zolang tot ik kom opdraven om de hele deur open te doen. En dat doodenge, wiebelende klepje, daar krijg ik hem met geen zestien paarden langs. Zelfs tijdens vuurwerk – wat hij héél erg eng vindt – maakt hij er geen gebruik van!
Maar het geeft niet. Ik ben al blij dat ik niet elke keer hoef te buigen. Of zo’n raar uniform aan moet.
Bij veel van wat ze dagelijks tegenkomt filosofeert én associeert Tineke (schrijfster/moeder/fotograaf/toneelregisseur/echtgenote) erop los.
Fotografie portret: Esmee Franken, Visagie Linda van Ieperen, Haarstylist Mandy Huijs