Wie heb ut?
De vriendin van Tineke wilde geen man meer in huis. Dus verzon ze van alles om dàt maar te voorkomen
Gisteren kwam ze huilend binnen, mijn lieve, eenzame vriendin. Het was haar wéér gelukt om een partner de deur uit te werken. Of eruit… Hij mocht er eigenlijk al niet in.
Ze neemt nooit meer iemand in huis, roept ze altijd. En ik begrijp haar ook nog. Ze had namelijk jarenlang een man in huis die naast man ook tiran was. Hij claimde alle ruimte en zelfs op het aanrecht had ze nog geen eigen plekje. Op verjaardagen was altijd alleen hij aan het woord, en als ik bij haar langswipte liet hij ons geen seconde alleen. Hij bepaalde waar er werd gewoond, hoe het huis werd ingericht, wat voor kleding zij droeg en met wie ze (eventueel) een avondje naar de bioscoop mocht. Hij verkleinde haar met woorden en blikken voortdurend tot een fruitvliegje, en van haar schoonheid, doorzettingsvermogen en intelligentie bleef niets meer over.
Ze was dus eigenlijk blij en opgelucht toen hij er vandoor ging met de buurvrouw, want die mocht ze toch al niet. Ze gunde het dat nare mens wel dat zíj nu vernederd zou worden en de hele dag in volle adoratie haar ex op handen moest dragen. Dat was haar ook al jaren veel te zwaar. ‘Hij vond zelf dan nog wel dat hij er goed uitzag, maar die twintig kilo die hij in de loop der jaren was aangekomen (ondanks het zeiken over mijn kookkunsten) werden toch steeds lastiger om op handen te dragen,’ grapt ze nog vaak. Ze zwaaide hem dus vrolijk uit, tikte een bord met ‘te koop’ in de tuin en zocht (en kreeg) een allerschattigst huurhuisje waarin ze dacht te gaan leven als god in Frankrijk van haar piepkleine inkomen plus wat alimentatie.
Maar helaas… Want toen stond haar zoon ineens weer op de stoep. En niet alleen, maar met een vrouw, hond en stiefdochter die ze nog nooit gezien had. Ze waren uit hun huis gezet, dus wilden ze tijdelijk bij haar intrekken.
Nou ja, wat doe je dan? Als moeder begreep ik het wel.
En wéér cijferde ze zichzelf dus weg. Haar zoon is namelijk een kopietje van zijn vader, en ze paste zich weer in alles aan aan hún schema, hun ritme en hun (rare) gewoontes. En zij? Zij deden niets! Ze hingen (alle vier) de hele dag op de bank, waarbij er drie op de telefoon zaten en eentje kwijlde. Ik kon ze na twee weken wel wegkijken als ik even bij haar binnenwipte.
En nooit heeft iemand haar bedankt of ook maar één poot uitgestoken om iets bij te dragen. Zelfs als ze erom vroeg hadden ze steevast een excuus waarom dat niet kon. Dus toen ze na drie jaar weer vertrokken, ging bij haar de vlag uit, en nam ze zich voor om nóóóit meer iemand toe te laten in haar huis tuin, of comfort zone.
En toen kwam W. Een leuke man. En K. Nóg leuker. En daarna kwam B. De ideale man. Hij deed het huishouden en ze kon elke avond zó aanschuiven aan een goed gedekte tafel. Haar kleding was dan al gestreken en het bed was ook nog verschoond.
Ook hij had geleerd van het stuklopen van zijn relatie. En ook hij wilde het graag anders doen nu. De koelkast was dus altijd gevuld en er stonden verse bloemen op tafel voor het weekend. Hij was namelijk al met pensioen en stak al zijn tijd in háár en haar huisje. Zijn eigen huis, daar kwam hij nauwelijks nog.
‘Wie heb ut,’ riepen wij vriendinnen steeds. Maar zij zag alleen maar dat hij bij haar wilde intrekken. En dat wilde ze niet meer. Ze verzon dus allerlei gebreken waar hij eerst maar aan moest werken, en hij deed dat dan ook nog. Hij deed alles voor haar. Maar ze joeg hem toch weg. En daar word ik zo verdrietig van. Twee zulke lieve (maar beschadigde) mensen die door ervaringen uit een eerdere relatie nu niet meer zichzelf durven te zijn. Zo jammer. Ze waren voor elkaar gemaakt, die twee.