We vragen aan een medewerkster hoe het gaat. Ze vertelt dat ze gillend de keuken is uitgerend. Veel borden zijn gesneuveld en van het glaswerk was vrijwel niets meer heel. Dan pas valt het ons op: zodra je je bord of glas leeg hebt, wordt het weggehaald en met spoed naar de keuken gebracht om afgewassen te worden.
We hebben voor die dag een excursie naar drie eilandjes geboekt, maar er vaart geen boot uit vandaag. Dus brengen we de dag door aan het zwembad. Iedereen doet zoveel mogelijk alsof er niets aan de hand is. De aquarobiclessen en waterpolowedstrijdjes gaan gewoon door, met tussendoor trillingen en bulderende geluiden. Dan is er weer even paniek, of horen we grappen als: ‘gratis golfslagbad’ of ‘schat, heb jij deze spannende excursie geboekt?’
Als de reisleidster het hotel tegen de avond bezoekt is de sfeer grimmiger. De meeste toeristen zijn het getril zat en willen vervroegd naar huis. ‘Mijn kind huilt de hele dag. Ik krijg geen hap meer door m’n keel.’ Ze gaat een lijst aanleggen van mensen die weg willen en kijkt wat mogelijk is. ‘Maar’, zegt ze, ‘het is wel voor eigen kosten want er geldt geen negatief reisadvies.’ M’n dochters en ik besluiten dat we blijven en de geplande vlucht van zondag terug nemen.’
Het water in onze glazen begint weer te bewegen
‘Vrijdagavond liggen we weer in een normaal bed op onze hotelkamer. Het hotel meldt dat het veilig is en dat geloven we zelf ook graag: we zijn namelijk erg toe aan goede nachtrust. We liggen echter nog geen half uur als er een heftige naschok komt. In no time staan we buiten met onze kussens en dekens, voor een tweede onstuimige nacht onder de sterrenhemel.
Zaterdag lijkt alles volstrekt normaal. Geen naschokken en geen trillingen. Toch zijn we voortdurend alert. En het blijkt ook stilte voor de storm. Rond 8 uur, tijdens het eten, begint het water in onze glazen te bewegen. Inmiddels weten we: dit gaat snel liggen. Maar de trillingen bouwen op. Mn hart slaat op hol en net als de andere mensen zet ik het op een lopen. Als we buiten staan is het weer rustig.
In de stad zien we die avond voor het eerst met eigen ogen wat er is gebeurd. De kant van de haven lijkt los te hangen, met overal diepe scheuren. Boten zijn tegen de kant geslagen en hebben gaten. Er hangt een bizarre sfeer. Toeristen willen graag hun vakantie en dineren letterlijk tussen de brokstukken en afzetlinten. Voor de bewoners geldt: al het geld moet worden verdiend in dit seizoen, dus ze gaan gewoon door. Ze staan in hun winkels en restaurants alsof er niets gebeurd is. Totdat je even doorvraagt. Mijn dochter vraagt een verkoper in een souvenirwinkel hoe het met hem gaat. Zijn stem trilt. ‘De financiële klap, die kom ik wel de boven, de psychische nooit meer. Ik ben zo vreselijk bang geweest.’
We zijn blij als het zondagochtend is en onze bus richting luchthaven rijdt. Onderweg zien we ook buiten de stad buitenslapers: Griekse gezinnen in plantsoentjes, toeristen op handdoekjes onder palmbomen. Wij maken ondertussen de balans van onze week op. Hebben we rust gehad? Nauwelijks. Zijn we bang geweest? Zeker. Maar hebben we een slechte vakantie gehad? Nee eigenlijk niet. Vakantie is ook samen avonturen beleven, dingen doen die je niet meer vergeet . Dat hebben we absoluut gedaan!’