Stroom
We zitten met goede vrienden op het terras, Le Fat Eddie heeft heerlijk gekookt.
‘Sodeju, die bietengazpacho is lekker zeg,’ zegt vriendin Harriët, ‘mag ik het recept?’
Het is al een week boven de dertig graden en verzengend heet. Als we aan de koffie en thee zitten begint het eindelijk een beetje af te koelen. Ik voel een heerlijk fris briesje voorbijkomen. De bries ontpopt zich tot een stevige wind en dat merk ik aan de tuin; de grote bomen ruisen als een dolle en het klinkt alsof het regent, maar het is nog steeds kurkdroog. Even later zijn we getuige van een fenomeen dat ik alleen uit Frankrijk ken: bliksem zonder donder en zonder regen. Minutenlang wordt de tuin, het terras en ons huis in stilte uitgelicht in onaantrekkelijk kille fotoflitsen.
‘De keukenlamp begint ook al te flikkeren’, zegt Harriët.
Ik hoop nog even dat het aan het lampje zelf ligt, maar ze heeft gelijk, dit voorspelt niet veel goeds. Aan het kurkdroge weer komt plotseling een eind, het begint keihard te stortregenen en we haasten ons naar binnen.
Als we even later afscheid nemen, kolkt het regenwater over het dorpsplein en is het dorp in duisternis gehuld: de straatlantaarns zijn uitgevallen. Ons huis heeft nog wel stroom, maar niet voor lang meer, ben ik bang. Ik check alle ramen van het huis. Ik doe alles dicht. Inmiddels dondert en bliksemt het alsof we in een slechte, oude zwart-wit griezelfilm zitten.
‘Doodeng’, zeg ik.
‘We kunnen er nu toch niks meer aan doen’, probeert Ed nog, relaxed als altijd. Het helpt niet.
Zodra ik de slaapkamer binnenloop, valt de stroom uit. Er is direct een allesomvattende duisternis om me heen, nergens, maar dan ook nergens is er een flintertje licht. Op weg naar boven heb ik de zaklantaarn, die in een schaal op de keukentafel altijd voor het grijpen ligt, meegenomen. Ik doe ‘m meteen aan. Omdat de regen keihard naar beneden valt en de luiken op halfzeven staan, zet ik het raam helemaal open, heerlijk koele lucht stroomt de slaapkamer in.
Als we in bed liggen is Ed – ik had niet anders verwacht – in vijf seconden met donderend gesnurk vertrokken. Ik lig, met opengesperde ogen en gespitste oren, nog lang wakker om te luisteren of ik ergens de bliksem hoor inslaan.
De volgende ochtend ga ik ervan uit dat we weer stroom hebben. De stroom valt hier vaker uit, maar meestal zet de persoon met crisisdienst van de Électricité de France (EDF) midden in de nacht één of andere grote schakelaar om en dan is er als bij toverslag opeens weer licht. Maar nog voor ik het lampje naast mijn bed probeer, weet ik het antwoord al. We hebben nog steeds geen stroom.
We ontbijten met een stuk overgebleven tarte tatin van de avond ervoor en een glas water. Geen thee. Dit is de eerste keer dat ik spijt heb van onze inductieplaat. Na een paar uur horen we een aggregaat bij iemand in het dorp aanspringen.
Zij wel, denk ik.
Dan ziet Ed vanuit de tuin een busje van de EDF-reparatieclub aan komen rijden. Met zwaailichten.
‘Zwaailichten. Dat lijkt mij goed nieuws’, zeg ik.
Achter de zwaailichtauto rijdt een busje met een ladder op het dak, daarachter nog een wagen met een hoogwerker en dan nog een wagen met een groot grijs ding achterop.
‘Wat was dat laatste? Kon jij ‘t zien?’, vraag ik.
‘Dat was volgens mij een nieuwe elektriciteitskast,’ zegt Ed, ‘en dat is helemaal geen goed nieuws.’
Het feit dat ze ons dorp keihard voorbijrijden ook niet, denk ik. En dat we vanavond de overburen te eten krijgen en we dus niet kunnen koken, ook niet.
Ik ben onrustig, ik veeg de keuken aan, lees in de hangmat een paar bladzijden en besluit dan toch maar de vaat die op het aanrecht staat af te wassen. Met koud water. De laatste keer dat ik dat deed moet op een camping geweest zijn, toen ik een jaar of vijfentwintig was. Ik vond het toen ook al niks.
Ed is gefrustreerd en ziet alleen maar horrorscenario’s voor zich van ontdooiende reebouten en smeltend chocolade-ijs. Hij gaat wandelen. Na een kwartier belt hij: hij heeft de hele colonne van de EDF-reparatieclub met zwaailichten weer voorbij zien racen, helaas wederom niet onze kant op. Hij wandelt verder, ik stop mijn handen weer in koud afwaswater.
Maar dan… Om 13:24 uur, we hebben dan dertien uur zonder stroom gezeten, springt de vaatwasser aan die nog aan het spoelen was toen de stroom uitviel. Ik bel Ed met het goede nieuws. Hij weet inmiddels waar het probleem zit. In het gehucht boven op de heuvel waar ‘de rochelaar’ woont – deze oude kettingroker herken je op dorpsfeesten altijd blindelings aan zijn nogal omstandige, luidruchtige manier van goor ophoesten en daarna rochels uitspugen – zijn de mannen van de reparatieclub bezig een uitgefikt elektriciteitskastje te vervangen.
Ik kan niet besluiten wat ik als eerste wil doen: heel hard muziek opzetten en door het huis dansen, theezetten of toch maar douchen? Maar als eerste laat ik het water uit de gootsteen weglopen – dikke doei vies, koud afwaswater – loop de tuin in, roep heel hard ‘MERCI’ en app de overburen dat het diner van vanavond gewoon doorgaat.
Never a dull moment op het Franse platteland.
Bietengazpacho façon Le Fat Eddie
‘¡Caramba! Qué buena sopa!’ zei mijn Spaanse oma en gepassioneerd gastronomiecriticus Doña Carmen de Luna Rodrigo toen zij deze paarsrode smaakbom voor het eerst proefde. En terecht. De klassieke gazpacho is een verfrissend feestje tijdens een lunch op warme dagen. Maar deze door Doña Carmen bewierookte versie gaat een stapje verder. Hij is net wat spannender, een vleugje exotischer, heeft dat beetje extra esprit wat je bij elke hap een beetje blijer maakt. Een lekker, koud soepje dus waar je graag te veel van maakt omdat het een dag later nog steeds lekker is.
Ingrediënten
3 tot 4 gekookte rode bieten
4 superrijpe tomaten
1 komkommer, geschild en ontdaan van zaadlijsten
1 grote Franse sjalot, geschild
1 teentje knoflook, gepeld en zonder de groene kern
verse gember, ongeveer 3 tot 4 centimeter
1 perssinaasappel, zest en vruchtvlees
1 groene paprika
1 citroen
1 tl gerookt paprikapoeder (pikant of zoet, wat je maar lekker vindt)
4 el sherryazijn, bij voorkeur PX-sherry azijn
olijfolie
peper en zout
Ingrediënten knoflookcroutons
oud brood
4 eetlepels olie
2 of 3 gehalveerde knoflooktenen
Bereiding
Snijd de bieten, tomaten, komkommer, sjalot, knoflook en gember in stukken, doe alles in een blender en laat die een paar minuten draaien. Haal met een zester of rasp de zest (het oranje van de schil) van de sinaasappel, verwijder het wit van de schil, snijd de sinaasappel in stukken, doe die samen met de zest in de blender en laat weer even draaien. Voeg dan het gerookt paprikapoeder en de azijn toe, samen met peper en zout, en laat het weer even draaien totdat het een mooie, gladde, nog een beetje dikke brij is. Zet een grote zeef op een diepe kom, giet de inhoud van de blender in de zeef en wrijf het paarsrode vocht met de bolle kant van de lepel door de zeef. Wat achterblijft in de zeef gooi je weg. Meng een paar druppels citroensap door de gazpacho, proef en breng eventueel verder op smaak met peper, zout en sherryazijn en zet in de koelkast tot je de gazpacho wilt eten. Serveer met een scheutje olijfolie, in kleine stukjes gesneden groene paprika en knoflookcroutons.
Hoe maak je die knoflookcroutons? Verwarm in een koekenpan 4 eetlepels olijfolie, laat dit ongeveer 5 minuten op een middelhoog vuur staan met 2 of 3 gehalveerde knoflooktenen. Snijd oud brood in kleine stukjes, doe in een kom, giet de warme olie uit de pan eroverheen en meng het door het brood. Zet de pan terug op een hoger vuur en bak het brood – zonder de stukjes knoflook – weer in de pan zodat het lekker bruin en knapperig wordt.
Wijn
Het hangt er een beetje van af hoe zoet, zuur of pikant je de gazpacho maakt. In ieder geval laten Loire-wijnen zich op een leuke manier combineren met rode biet. Kies in rood voor een Saumur-Champigny, Sancerre of een Anjou. En in wit een Chinon of Muscadet.
Bon appétit et chin chin, Ed.