Straks-volgend weekend-of volgend jaar

 

Het is zover. Mijn vriendin is toe aan ‘Help mijn man is klusser!’ We hebben John nog niet ingeschakeld, maar als het zo doorgaat zal dat niet lang meer op zich laten wachten.

 

 

Het kan ook echt niet langer meer zo. Overal staan bouwmaterialen in haar huis. Overal is alles al gesloopt, maar nergens is nog iets opgebouwd.

 

Het begon met ‘eerst effe zo’. Eerst effe zo, en dan straks, in het weekend, of als de materialen waren geleverd om het echt mooi te maken…

 
Maar die materialen kwamen nooit. En straks werd over een tijdje, en in het weekend werd volgend jaar. Ik zou er gek van worden.
 

En zij eerst dus niet, maar nu ineens wel. Nu er ook andere dingen geregeld moeten worden, omdat de wereld is veranderd – en haar omstandigheden daardoor ook – heeft mijn vriendin dringend een plek nodig waar ze kan bijkomen. Waar ze rust vindt en even kan neerploffen. Waar ze tevreden kan neerzien op wat haar geduld en inzet heeft opgeleverd.
 

Maar het komt er maar niet van. Keer op keer laat ze zich overhalen om te wachten tot straks. Om geduld te hebben tot het weekend, of tot de spullen, die nodig zijn om verder te kunnen klussen, binnenkomen.
 

Maar die spullen komen nooit. Eerst omdat hij ze nooit ging halen, maar nu weer omdat ze niet meer geleverd kunnen worden. Nu lag het weer op die boot die vastzat in het Suezkanaal, of kan het niet gemaakt worden omdat de chipjes ontbreken. Of omdat hij er nog niet uit is hoe hij het zal gaan aanpakken.
 

‘Aanvliegen’, noemt hij dat zelf. Maar hij vliegt bepaald niet voor haar. En de dingen die ze zelf kan doen, daar kan ze nog niet aan beginnen. Ze wil gerust de kwast ter hand nemen, maar dan moet wel eerst die houten wand worden getimmerd en moeten de muren worden gestuukt. We hebben samen nog even overwogen om de zaag te pakken en gewoon te gaan beginnen, maar dat stuken wat daarna dan moet, dat wordt echt een probleem voor ons. En de wachtlijsten bij stukadoors schijnen inmiddels te zijn opgelopen tot een jaar. Hoe uitzichtloos.
 

Dus hebben we nu samen een wijntje gepakt en zijn we gewoon begonnen. Ineens was het genoeg geweest en gingen we eens kijken hoe ver we konden komen. We hebben een wandje dichtgeramd in de huiskamer, en de spaanplaat daarna gewoon lekker een kleurtje gegeven. Gut, wat waren we trots!
 

En gut, wat was de verf de volgende dag in het hout getrokken. Je zag er niets meer van.
 

‘Volgend weekend nog maar een keer’, opperde ik voorzichtig. Maar toen kreeg ze moordneigingen.
 

‘Begin jij ook nog effe, met straks, volgende week, of volgend jaar’, riep ze boos.
 

Maar ja… ik moet af en toe ook een beetje thuiswerken om centjes te verdienen. Dus kon ik niet meteen.
 

En nu pakt ze het dus anders aan, heb ik begrepen.
 

Haar man vroeg gisteren of hij bij ons een hapje mee kon eten.
 

‘Moest je liefje de deur uit?’ vroeg ik hem.
 

‘Nee, joh,’ was het antwoord, ‘ik vroeg of mijn overall al was gewassen en toen zei ze ineens boos: “Nee, want de waspoeder is op en die wordt voorlopig ook niet meer geleverd.” En toen ik haar vroeg wanneer we gingen eten zei ze: “Weet ik niet.” “Maar wanneer ga je dan koken?” vroeg ik haar daarna…’
 

En toen wist ík natuurlijk al wat haar antwoord was geweest.
 

‘Straks… volgend weekend… of volgend jaar misschien.’

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke