Stille wateren
Miloe: De gedachte alleen al dat ik op een podium moet staan om een presentatie te geven… Dat kan mijn timide zelf bijna niet aan. Gelukkig ben ik niet de enige.
‘Dan lanceren we je boek met een evenement en geef jij een presentatie.’ De vrouw van de uitgeverij kijkt me vragend aan. Ik verslik me in mijn koffie. ‘Ja. Haha. Tuurlijk. Dat klinkt hartstikke leuk,’ zeg ik nerveus. In de auto op weg naar huis vraag ik me af waar ik aan begonnen ben. Ik wil dit boek schrijven, maar mijn timide zelf staat doodsangsten uit bij het idee aan een podium. Meer dan drie mensen die naar me kijken. Aandacht. Licht. Geluid. Sommige mensen leven ervoor. Ik sterf bij het idee.
Als kind verschool ik me angstvallig achter mijn moeder als we ergens op bezoek waren, ik vond school vreselijk, net als feestjes. De beurt krijgen leidde tot vuurrode konen, laat staan dat ik mijn vinger durfde op te steken. Mijn hele jeugd was ik op zoek naar die ene vriendin met wie ik alles kon delen, niks had ik met groepen aan elkaar klevende meisjes. Ik woonde bijna in de bibliotheek. Schreef dagelijks alles wat ik niet zei op in mijn dagboek. Ik voelde me fijner bij dieren dan bij mensen want die vonden het prima als ik mijn mond hield.
Verlegen was een typering die ik vaak hoorde, net als de vraag of ik mijn tong was verloren. ‘Stille wateren, diepe gronden,’ zei een collega ooit na de lunch waarbij ik weer zwijgend het gebabbel aan tafel had aangehoord. ‘Haar verhalen zijn prima, maar we moeten oppassen dat we haar niet vergeten, zo stilletjes werkt ze,’ stond er in een beoordeling. Omschrijvingen die me het gevoel gaven dat ik een muurbloempje was. Dat het anders moest. Uitbundiger, blijer, drukker, socialer. Om me heen zag ik mensen keuvelen over ditjes en datjes, hun ongezouten mening geven, contact leggen met vreemden, zichzelf met veel bravoure verkopen. Dat ik liever luister dan dat ik (zacht) praat, in gezelschap soms zo lang nadenk over de juiste opmerking dat het moment voorbij is en tijdens borrels geregeld een uur op de wc zit, dat is raar. Dacht ik.
‘Met hoeveel personen komt u eten?’ vroeg de vrouw van het hotel. ‘Met mezelf’ zei ik
Tot ik Susan Cains boek ‘Quiet’ las. Ik huilde (vanzelfsprekend in stilte) omdat ik me voor het eerst realiseerde dat veel meer mensen worstelen met opvallen, met gehoord worden, met zichzelf laten zien. Dat ook zij makkelijk over het hoofd worden gezien. Ik ontdekte dat ik misschien niet zozeer verlegen was, maar eerder introvert en bedachtzaam. Want bij de goede vrienden die ik heb gevonden, kan ik wél urenlang praten over mijn ideeën, meningen en gedachtespinsels.
Susan Cain leerde me accepteren dat het oké is om geen babbelaar te zijn en dat er niks mis is met mijn behoefte aan alleen-tijd. En dus ging ik laatst een paar dagen naar Terschelling waar ik werd omgeven door stelletjes. ‘Met hoeveel personen komt u eten?’ vroeg de vrouw van het hotel de eerste avond. ‘Met mezelf’ zei ik. Ze keek me verschrikt aan. ‘Oh. Ja. Dat kan natuurlijk ook.’ Dat kan zeker, wilde ik zeggen. Sommige mensen zijn graag alleen. Sommige mensen kletsen niet zoveel. Ze hebben wat meer tijd nodig om zich op hun gemak te voelen. Ze houden bovendien erg van inhoudelijke gesprekken. En trouwens, sommige kinderen zijn ook wat stiller. Laat ze. Dwing ze niet blije kletskousen te zijn, duw ze niet in de richting van andere kinderen om ‘gezellig mee te spelen’. Hou van ze zoals ze zijn. Zie ze zoals ze zijn. Maar vergeet ze niet.
Natuurlijk zei ik dat allemaal niet. Maar ik schreef het wel op.
P.S. Wil je Susan Cain horen, klik dan hier
Freelance journalist Miloe van Beek is wars van mooie plaatjes, en altijd op zoek naar het echte verhaal. Ze is chronisch chaotisch, heeft geen enkel paar dezelfde sokken, maar wel twee luidruchtige kinderen, een ongehoorzame hond, twee katten en een man met een carrière.