Rijkdom

 

 

We staan op het punt om naar mijn schoonouders te gaan, want dat doen we twee à drie keer per week.

 

 

 

Ze naderen de negentig en hebben hun zaakjes nog prima op orde, maar toch… Ik kan voor vragen op IT-gebied nog altijd terecht bij mijn schoonouders, maar de lichamelijke zaken kosten ze nu toch wat meer moeite. En dat is eigenlijk wel logisch.

 

Omdat ze wat verder weg wonen, is het niet altijd even efficiënt. Toch doen we het trouw, en met heel veel liefde, en we hopen natuurlijk stiekem dat onze kinderen dat later ook voor ons zullen gaan doen. We proberen, zeg maar, nu alvast het goede voorbeeld te geven.

 

Eigenlijk had ik nooit gedacht dat manlief dit zo mopperloos zou gaan doen, want vroeger was hij niet naar zijn ouders te rammen. Moeten we niet eens bij je ouders langs, vroeg ik meerdere keren per maand. Maar hij vond dat altijd onnodig. ‘Mijn ouders vermaken zich prima zonder mij, en ik heb nog andere dingen te doen’, zei hij dan. Ik had dus nooit gedacht dat hij, nu het nodig is, zo soepel een paar keer per week heen en weer zou rijden.

 

En ik houd dus maar hoop voor als ik later zelf oud ben.

 

Mijn kinderen vinden ons nu al oud overigens, maar ze staan helaas nooit op de stoep als de tuin gemaaid moet worden. Of het huis geschilderd, de bomen gerooid, of de schuur opgeruimd. Die schuur staat er louter voor opslag van (hun) spullen (en die van hun vrienden) en de tuin is alleen een plek om te chillen. Wie weet komt het nog als het écht nodig is, maar ik merk wel dat ik al steeds vaker aan de verkoop van ons paradijsje denk, omdat ik zeker weet dat het onderhoud ons nooit gaat lukken tot ons negentigste jaar.

 

‘Misschien wordt het tijd voor een appartementje met een balkonnetje? Met kunststof kozijnen en een vereniging van eigenaren die alles laat doen door anderen’, opper ik dan. Maar dan roepen alle nazaten: ‘Neeeee!! Je kunt ons toch bellen als je hulp nodig hebt?’

 

Dus soms roep ik al wat, om te testen, maar het wordt nooit opgepikt. En ondertussen stijgen de huizenprijzen en bedenk ik wat ik nu zou kunnen vangen voor dit huis waar ik mezelf een slag in de rondte buffel met stofzuigen, maaien, schilderen en harken.

 

Maar ja… ik moet dan natuurlijk ook weer een ander huis kopen. En dat kost natuurlijk ook veel geld nu. En dan heb ik minder ruimte, en weer buren naast, boven en onder me, en misschien ook nog aan de overkant. En dan weet ik ineens weer waarom ik dit huis met die fijne tuin, en een heleboel te lappen ramen, heb gekocht. Het is hier de hemel op aarde.

 

En dan zie ik mijn schoonouders op hun (bijna) negentigste gewoon nog lekker sudderen op hun eigen plekje. Ze kunnen eten wanneer ze willen, gaan slapen wanneer ze willen, opstaan wanneer ze willen, hun medicijnen op hun eigen tijden innemen, en de boodschappen laten ze lekker thuisbezorgen.

 

En dan denk ik: ja, dat is toch fijner. We staan op het punt om naar mijn schoonouders te gaan, terwijl we eigenlijk nog heel veel andere dingen moeten doen, in onze effies te grote tuin. Maar wie heeft dat? Wat een luxe eigenlijk, om op onze leeftijd te kunnen mopperen over het ouder worden, en over de kinderen die alleen maar langskomen voor de gezelligheid, en dat dan óók nog tegen je eigen ouders. Dat is pas echte rijkdom! Toch?

 

Dus ik blijf lekker zitten waar ik zit. Dan maar wat minder tijd, omdat we vaak nog even weg moeten. En in geval van nood passen mijn schoonouders er hier zelfs nog bij, terwijl mijn dochter en schoonzoon hier ook al wonen.

 

Hoe rijk wil je het eigenlijk hebben?

 

En hoe we dat allemaal onderhouden, dat zien we dan wel weer.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke