Paula schrok van de politie aan haar deur
‘Maar toen ze vertelden waarvoor ze kwamen moest ik bijna lachen’
‘Ik schrok van hun politie-uniform. Was er iets ernstigs aan de hand? Was het mijn man? Want mijn kinderen zaten boven aan hun huiswerk. ‘Mijn man? Is er iets met mijn man?’ Mijn stem sloeg over van paniek en de tranen prikten meteen achter mijn ogen, zo vreselijk schrok ik. Maar ik werd gerustgesteld. ‘Met uw man is alles goed. Geen paniek. Rustig maar. Het is uw dochter waar we u even over willen spreken.’ Ze vroegen of ze even binnen mochten komen, deze twee agenten. Natuurlijk mochten ze dat. Al snapte ik er helemaal niets van. Want mijn dochter zat gewoon boven. Aan haar huiswerk. Vergisten ze zich niet? Ze noemden de naam van mijn dochter. Ik was toch haar moeder? Jawel, zeker, maar hoe dan?
‘Ze wordt verdacht van betrokkenheid bij een inbraak.’
Nu moest ik bijna lachen. Mijn dochter inbreken? Kom nou toch zeg. Alleen de gedachte al. De ene agent – de senior van de twee – nam het woord. Er was ingebroken bij een oude mevrouw verderop. Twee jonge mannen hadden zich naar binnen weten te werken. Een jonge vrouw had op de uitkijk gestaan. Een van de jonge mannen had inmiddels bekend en de namen van de anderen genoemd. Misschien kon ik mijn dochter even roepen? Dan konden we er samen over praten.
Toen ik boven kwam was ze al bezig om via het slaapkamerraam naar het platte dak van onze keuken te vluchten. Ik riep dat ze terug moest komen als ze het niet nog allemaal veel erger wilde maken. Ze was in blinde paniek. Ik had haar nog nooit zo wit weggetrokken gezien als nu. Ik zei wat we altijd tegen onze kinderen zeggen: dat de waarheid nooit erger kan zijn dan welke leugen ook. Ze kalmeerde een beetje. Ik nam haar mee naar beneden.
De agenten hoefden niet eens een vraag te stellen. Mijn dochter ratelde het hele verhaal achter elkaar af. Dat ze niet in de gaten had gehad wat die jongens van plan waren. ‘Echt niet, jullie moeten me geloven.’ Opeens stond ze daar op straat. In haar eentje. Ze had dat raampje horen breken en wilde wegrennen, maar ze was toch blijven staan. Ze begreep het zelf ook niet, want ze had natuurlijk wel weg moeten rennen. Dat deed ze pas toen ze in de verte de politieauto had zien aankomen. ‘Het leek wel alsof ik toen opeens wakker werd.’ Waren dit haar vrienden, wilde de agent weten. Ze had die ene jongen een beetje leuk gevonden, zei ze beschaamd. Daarom was ze hierin beland. De jongens zaten niet bij haar op school. Ze hingen er weleens rond met hun scooter en zo was ze in contact gekomen. Hij had echt heel erg leuk geleken en ze had zich niet eens kunnen voorstellen dat hij haar zou opmerken.
Voor mijn dochter liep het met een sisser af en achteraf waren deze jongens een blessing voor haar, want sinds dat moment denkt ze wel twee keer na voordat ze zich ergens zomaar mee inlaat.’
‘Misschien heb je dit artikel al eerder gelezen op Franska.nl. Omdat we blijven groeien willen we deze mooie verhalen ook graag delen met onze nieuwe lezeressen. Wil jij ook iets delen met onze lezeressen, mail je verhaal dan naar info@franska.nl.’