Patty staat er helemaal alleen voor
Patty woont in hetzelfde dorp als haar oude moeder. Omdat haar broer en zus in het buitenland wonen komt de zorg helemaal op haar neer…
‘Voor de zoveelste keer gaat mijn telefoon vandaag. Geïrriteerd kijk ik naar het scherm en zie dat mijn moeder belt. Alweer…
Als ik vraag wat er aan de hand is zegt ze dat ik vergeten ben om de was me te nemen. Of ik die nog even op wil komen halen. Zuchtend zeg ik dat ik daar vandaag geen tijd meer voor heb maar dat ik het niet zal vergeten als ik de volgende keer kom. Zeurderig vraagt ze wanneer dat is, want ze is zo alleen en er is niemand die naar haar omkijkt. Vind je het gek, denk ik boos.
Mijn moeder was altijd erg met zichzelf bezig. Een zeer dominante vrouw die geen tegenspraak duldde. Nadat mijn vader al vrij jong was overleden werd dat gedrag alleen maar erger, want nu was hij er niet meer om haar te corrigeren. Mijn broer, zusje en ik kregen altijd kritiek. Van onze schoolprestaties tot de keuze van onze vrienden, ze had overal wel iets op aan te merken. Haar wil was wet en als je daartegenin ging had je de poppen aan het dansen. Maar naar de buitenwereld speelde ze altijd mooi weer, van die arme vrouw die het zo moeilijk had zonder man met drie opgroeiende kinderen.
Geen wonder dat mijn broer en zus al op jonge leeftijd het huis uit gingen om in de stad te gaan studeren. Weg uit het dorp en de verstikkende sfeer thuis. Daarna gingen ze allebei een jaar op wereldreis en bleven ze in het buitenland hangen. Soms denk ik weleens dat het niet voor niets is dat de een in Nieuw-Zeeland woont en de ander in Californië. Zo ver mogelijk bij haar vandaan.
Ik neem het hen echt niet kwalijk, maar ik zit er maar mooi mee. En naarmate mijn moeder ouder wordt weegt die zorgtaak steeds zwaarder. Naar de buitenwereld toe speelt ze nog steeds mooi weer. Ze is de buurtoma voor de kinderen in de straat en haar buren willen best een handje helpen, maar dat wimpelt ze af.
En wat ik ook doe, het is nog steeds nooit goed. Dat was vroeger al zo en het wordt steeds erger. Als ik haar was doe vindt ze altijd weer een vlekje. Ik koop de verkeerde boodschappen. Als ik voor haar kook vindt ze het niet lekker. Ze is nooit tevreden en weet het altijd beter. Met mijn broer en zus heeft ze nauwelijks contact. Zij verschuilen zich achter het grote tijdsverschil, maar eigenlijk hebben ze onze moeder niets meer te vertellen.
Om de haverklap belt ze nu omdat ze iets nodig heeft, maar ik denk dat ze gewoon om aandacht verlegen zit. Alsof ze met haar vingers kan knippen om iets van mij gedaan te krijgen. Deze zware mantelzorg voor mijn moeder kan ik bijna niet meer opbrengen, maar wie doet het anders voor haar? Ik sta er helemaal alleen voor en heb geen andere keus dan toch maar weer naar haar toe te gaan. Ze blijft tenslotte wel mijn moeder…’