Pas op, kijk uit, hou afstand
Rijden met mijn lief als passagier is niet echt ontspannen.
Controle uit handen geven is niet zo makkelijk. Omdat mijn lief met een knieblessure kampt, rijd ik nu dus alles. Korte stukjes door de stad zijn best te doen, maar als het om langere afstanden gaat, valt dat niet mee. Rob is namelijk een vreselijke passagier.
We hebben net deel 2 van onze drie minivakanties achter de rug. Omdat we onze bejaarde kat niet te lang alleen willen laten, hebben we deze zomervakantie drie korte tripjes gepland. Deel 1 ging naar Duitsland, deel 2 naar het zuiden van België. Daar hadden we een kamer in een klein kasteel, met een prachtige tuin eromheen. Het was mooi weer, we konden heerlijk ontspannen en er was veel te zien en te bezoeken. Helemaal perfect dus.
Bijna. Want de heen- en terugreis vielen niet mee. Rob kan namelijk lastig de controle loslaten in de auto. En oké, misschien ben ik niet de allerbeste chauffeur, maar in de bijna 40 jaar dat ik een rijbewijs heb, heb ik nooit iets ergers gehad dan een klein deukje van een overstekend paaltje. Eén keer hebben ze mijn voorruit ingeslagen, maar dat was niet mijn schuld. Valt dus best mee, toch?
Rob is in deze vakantie dus mijn navigator. Mijn GPS wijst de weg dit keer samen met hem. Omdat ik weinig (of eigenlijk geen) richtingsgevoel heb en bovendien links en rechts weleens door elkaar haal, is dat best handig. Maar het zijn niet alleen handige tips die hij me meegeeft.
‘Pas op rechts.’
‘Pas op links.’
‘Pas op voor die auto.’
‘Remmen, remmen, remmen.’
‘Hou meer afstand.’
‘Niet achterom kijken’ (ik keek even hoe het met de hond was).
‘Je mag hier 120, hoor.’
‘Je mag hier maar 100.’
‘Let op dat gat in de weg.’
‘Kijk uit, het stoplicht staat op rood’ (ja, dat zie ik ook wel).
Ik voel me alsof ik weer examen moet doen – behalve dat ik mijn examinator nooit heb gedreigd dat hij ook kon gaan lopen. Voor de lieve vrede hou ik me maar zo stil mogelijk.
Als we na een paar supergezellige dagen weer veilig thuis zijn, zonder deuken, krassen of ongevallen, ruimen we samen de auto uit. “Je hebt prima gereden, hoor,” zegt hij zachtjes. Dat is lief, al mijn irritaties smelten als sneeuw voor de zon. Want ik weet ook wel hoe lastig hij het vindt om niet te kunnen rijden. Om noodgedwongen de controle uit handen te geven en mij met alles op te zadelen. Op naar onze laatste vakantie-etappe.