Oudemensenvoeten

 

Op het normaal zo rustige tijdstip van 7u10 was het ineens dringen geblazen bij de kleedhokjes in het zwembad.

 

 

 

Een stuk of tien meisjes van nog geen twintig, overduidelijk een jaarclubje van het een of ander, had blijkbaar besloten het nieuwe jaar gezond met wat lichamelijke oefening te beginnen. Sommige droegen piepkleine bikini’s waar strakke buiken en dijen vrij van cellulitis tegen afstaken. Andere, met iets meer studentenvet op de botten, keken minder zelfbewust om zich heen. Een van hen was hier onder groepsdruk terechtgekomen. Ze trok met een vies gezicht snel haar badslippers aan want ze ‘gruwde van oudemensenvoeten’.

 

Ik keek snel naar de mijne. Bruin vanwege de zojuist afgesloten zonvakantie maar met opengekrabde muggenbeten bij de enkels en afgebladerde nagellak op de tenen. Zouden ze in de categorie oudemensenvoeten vallen?

 

Doorgaans voel ik me vrij jong in het zwembad waar inderdaad veel ouderen te vinden zijn die met het trekken van baantjes dapper hun spieren en gewrichten soepel proberen te houden. Maar ik schatte zo in dat deze meisjes een ander idee van jong en oud hadden.

 

Het was het begin van een week die in het teken stond van ouderdom. Mijn grootmoeder was als laatste van mijn vier grootouders gestorven. Ze was van 1924 en had de honderd net niet aangetikt. De begrafenis was in St Annaland, een zwaar gereformeerd dorp op het Zeeuwse eiland Tholen. Ze was er geboren en ook mijn grootvader hadden we daar acht jaar geleden begraven. 

 

In een armetierig zaaltje met systeemplafond en tl-verlichting werd teruggeblikt op haar jeugd in dit dorp, waar ze als slagersdochter langs de huizen moest met varkensoren en staarten. Aan haar de taak om met het slecht verkoopbare vlees extra stuivers te verdienen. Ze was haar leven lang gefrustreerd geweest dat ze na de lagere school nooit een opleiding had mogen volgen en zodra ze getrouwd was ontvluchtte ze het verstikkende eiland. Mijn grootvader, een boerenzoon eveneens zonder middelbareschooldiploma, stimuleerde ze om zich op te werken bij de Belastingdienst. Dankzij hun zuinigheid en vlijt hadden ze het weten te schoppen tot bewoners van een vrijstaand huis vlak achter de boulevard van Vlissingen. Daarnaast waren ze ereburgers van het Oostenrijkse Seefeld, tot hun tachtigste kwamen ze er jaarlijks om te langlaufen. Haar oudemensenvoeten hadden haar ver gedragen. 

 

De dag na de begrafenis was er een borrel bij ons thuis, waarmee we de jaarlijkse familiereünie van mijn lief vierden. Zijn grote schare neven, nichten en hun kinderen maar ook twee tantes waren van de partij. Toen ik de oudste van 91 een wijntje inschonk, vroeg ze voor de zoveelste keer wie ik was, ze dacht niet dat ze me ooit eerder gezien had. Ik vertelde dat ik hier samenwoonde met haar neef, maar ook zijn naam zei haar helemaal niets. Ze keek me indringend aan en vroeg toen: ‘Zeg, wat studeer jij eigenlijk?’

 

‘Ik mag dan oudemensenvoeten hebben, door de waas die dementie heet kan ik evengoed doorgaan voor een van jullie’, had ik de volgende ochtend tegen die studenten kunnen zeggen. Maar ze waren niet in het zwembad. Gelukkig maar. 

 

 

 

 

 

Door: Esther Goedegebuure