‘Oké, ik kom in Haarlem op bezoek’

 

Zenuwachtig ben ik niet, geloof ik. Maar blij, wat je zou denken, ook niet bepaald.

 

 

 

 

Flo komt naar huis. Voor het eerst. Sinds zes maanden. Ik heb vertrouwen in ons meisje, in de gevonden rust, dus ik voel dat het goed zal gaan. Toch duw ik twee wijsvingers tegen mijn traangat om een overstroming te voorkomen. Mijn lief rijdt en draait zijn hoofd naar rechts. Niet huilen, commandeert zijn blik. Ik knik. Ik weet het. Dat is niet leuk voor de meisjes en al helemaal niet voor Flo. Dus ik duw mijn tranen zo hup terug hun buis in. 

 

Als we het pad van het huis van Flo op lopen, staat ze al buiten. De rits van haar jas tot boven aan toe dicht, de Uggs aan. ‘We gaan naar Haaaaarlem’, roept ze terwijl ze met haar armen wijd op ons afrent. Ik loop nog even naar binnen om alles door te nemen met de begeleiders en haar ‘voor het geval dat’ epilepsiespray te pakken. De ogen van begeleider J. kijken me met zorg en warmte aan. Ze heeft een plankje gemaakt, roze geschilderd, waarop je elke keer drie pictogrammen kan plakken. Op de eerste staat ons Haarlemse huis en daarna een plaatje van een bordje (ze blijft bij ons lunchen) en dan nog een van een poppetje dat wandelt met een hondje. In een boterhamzakje zitten nog drie andere picto-plaatjes. Een van vrije tijd (ik heb haar verteld dat we een film gaan kijken) en dan een plaatje van haar nieuwe huis. 

 

De dam die ik voor mijn traanbuis had gebouwd breekt door. ‘Ga anders eerst maar even naar de wc.’ J. voelt dat ik even ergens een paar happen lucht moet nemen. Ik kies de wc van de bewoners, in hun grote, een tikje medisch ogende badkamer. De ruimte is vooral praktisch, al zie ik nu, voor het eerst, dat er een lief patroon in de tegels is aangebracht. En dat de kastjes weer passen bij de stroken tegels. Ook hier is de warmte van het huis voelbaar. Ik hoor gekrabbel aan de deur. Ons hondje Monti voelt mij ook. 

 

In de auto is het als altijd. Flo zingt uit volle borst en er wordt op de achterbank stevig onderhandeld wie nu een liedje mag kiezen.

 

Als we ons parkje oprijden, ben ik vooral blij dat ik geen buren zie. Vooral niet praten. Ik wil met mijn gezin onder een onzichtbare stolp bewegen en doe binnen meteen de luxaflex een beetje dicht. Flo dartelt door het huis. Het huis dat ik, sinds 13 september vorig jaar, serieel heb opgeruimd. Van zolder tot kelder en alles daartussen. Dagelijks reed ik naar de kringloop en de mannen van grofvuil ken ik nog net niet bij naam, maar het scheelt niet veel. ‘Mag ik mijn nieuwe kamer laten zien?’ De kamer naast onze slaapkamer was ooit bedoeld voor Flo. We bouwden er een heus kastelenbed om haar te verleiden daar te gaan slapen. Ze koos, zoals ze altijd doet, haar eigen weg en eigen plek. En dat was meestal daar waar ik me op dat moment bevond. Dus toen onze Iggy eigenlijk echt een groter bed, bureau en kledingkast nodig had, besloten we om haar te verplaatsen naar de “oude” kamer van Flo. Ik knik. Natuurlijk mag Iggy haar nieuwe trots laten zien en Flo komt er toch wel een keer achter. Maar zielig vind ik het wel een beetje. Op de trap hoor ik Iggy trots de kamerdeur openslaan en hard huil ik als ik Flo ‘Oh wat MOOI, Iggy’ hoor zeggen. Haar zuivere hart verrast me zoals zo vaak nu weer. Jaloezie kent ze niet. 

 

Geliefde bakt eitjes en met moeite kunnen we Flo verleiden om er een te eten. Ze is te veel bezig om haar speelgoed – de groene kast met haar speelgoed heeft mijn opruimwoede weten te ontwijken – te ordenen. Als haar eitje op is verhuizen we naar de bank. Allemaal onder een dekentje met de haard aan naar Hello Kitty kijken. ‘Ik vind het wel leuk hier in Haarlem,’ zucht Flo. ‘Ik denk dat ik ook best in Haarlem zou willen wonen.’ Weer die rottranen. Maar ik moet sterk zijn. ‘Flo woont in B., en Flo is in Haarlem op bezoek.’ Ik pers het eruit maar mijn hart voelt of er zeven zwaarden in worden gestoken. Waar ik boosheid en onbegrip verwacht, krijg ik een knik en een blik. ‘Oké, ik kom in Haarlem op bezoek.’

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach