O… Virgil van Dijk…
Dochter is op bezoek, met hond Sjors. De zon schijnt en het strand lokt.
Het waait behoorlijk en het zand waait hoog op, waardoor we gezandstraald worden. Man schiet meteen restaurant De Zeemeeuw in, waar we stamgasten zijn. Maar dochter en ik willen toch even de strijd aangaan met de elementen. Vlakbij de zee stuift het niet meer. We boksen tegen de wind in en hond Sjors wordt uitzinnig van blijheid. Helemaal als hij een knappe golden retriever tegenkomt, een meisje. Hij danst om Blondie heen en als hij een pauw was geweest, zouden de veren hoog opgestoken uitwaaieren. Blondie speelt hard to get. Groot gelijk. Zo gaat het spel nu eenmaal, sinds wij als mensheid en huisdieren zijn uitgevonden.
Als Sjors uitgedold is, willen wij toch ook graag naar De Zeemeeuw. We leggen Sjors vast bij de drinkbakken voor honden en dan kunnen wij naar binnen, na onze QR-codes getoond te hebben. We bestellen salades met geitenkaas en witte wijn. Om ons heen hangen borden met leerzame uitspraken zoals: ‘Als je een week gelukkig wilt zijn… moet je gaan TROUWEN. Als je een leven lang gelukkig wilt zijn, kun je beter gaan VISSEN.’ Nu heb ik niks met vissen, dus daarom ben ik getrouwd. Dan komt het gesprek op de wedstrijd Oranje – Noorwegen en dochter en ik roepen tegelijk: ‘Oooo, Virgil van Dijk!’ Wij vinden hem buitengewoon knap, verstandig, beschaafd en nog veel meer. ‘Ho ho, tuut tuut!’ doet Man verontwaardigd. Dochter zegt dat haar vriend niet begrijpt dat zij Virgil zo knap vindt. ‘Hij lijkt zelf in de verste verte niet op Virgil,’ vind ik, ‘dus het is puur de kift. Papa lijkt ook niet op Virgil, vandaar dat ho ho en tuut tuut, maar als ik veertig jaar jonger was, zou ik een extra stapje zetten.’ Nog meer ho ho en tuut tuut. Dochter heft haar glas en we proosten: ‘Op Virgil!’
Ik had Virgil best als schoonzoon willen hebben. ‘Dan had ik nu wel een groot huis gehad’, denkt dochter. ‘In Liverpool, da’s ook niet alles,’ zeg ik, ‘en steeds verhuizen als hij weer voor miljoenen wordt verkocht, nee, beter van niet.’ Dochter beaamt dat. ‘Hij heeft wel een beschadigde knie’, merkt Man op. Zie je wel? De kift. ‘Zo’n gebrekje van niks neem je er vanzelfsprekend bij’, vinden wij. Al valt er natuurlijk helemaal niets te nemen. Wel is het leuk om te fantaseren over iets dat nooit gaat gebeuren. We gaan weer naar huis. Buiten ligt Sjors braaf naast de drinkbakken en naast de andere drinkbak ligt dat blonde retrievermeisje. Ach, wat lief. ‘Ik vind dat Sjors wel een beetje op Virgil lijkt,’ zegt dochter, ‘net zo beschaafd. Hij ligt gewoon zoet naast haar, heel begripvol!’ ‘Maar als die Virgil nou zo fantastisch is,’ peinst Man, ‘dan wil je toch niet dat hij ZOET naast je ligt??’