Nooit ofte nimmer!

 

Het begon allemaal al met gaatjes in je oren. Die had ik niet nodig, vond ik. Maar daar kreeg ik toch heel vaak vragen over. ‘Waaat? Heb jij geen gaatjes?’ Nee. Mooi niet. ‘Ik heb al gaten genoeg van mezelf’, zei ik daar dan altijd op. En ik ben het daarover nog steeds ontzettend met mezelf eens. Krijg ook steeds van die enge visioenen bij oorgaatjes. Dat je met je oorbel ergens achter blijft hangen en dan… Ooooh! Ik moet er even niet aan denken. 

 

En dat van die gaatjes is eigenlijk nog niets vergeleken bij wat er nu allemaal om je heen loopt. Compleet gedessineerde mensen. Tattoos all over the place. All over the skin, bedoel ik. Waarom zou je dat doen? Kan ik nou echt geen enkele goede reden voor bedenken. Om te beginnen doet het pijn. Hoezo pijn lijden als het niet nodig is? Verder kun je toch niet zeker weten of je je hele leven dezelfde smaak blijft houden. Blijft altijd zitten of moet weggeopereerd worden. Nog een keer pijn dus. Groeit en krimpt en rimpelt met je mee. Komt onder je leuke zomerjurk of zwempak uit. Of in de sauna. Brrr…

 

Ik zie ook steeds die mensen voor me, tientallen jaren later in het bejaardenhuis. Allemaal ondergekliederd met van alles en nog wat. Hoogst merkwaardig. Vind ik. Maar goed, het lijkt erop dat ik intussen zo ongeveer de enige ‘lege’ persoon in het land ben.

 

Kan me ook eigenlijk niks schelen. Dan ben ik maar raar

 

En dan is er nu ineens helemáál een merkwaardige trend aan de gang. De moeder-dochtertattoo. 

 

Sorry? Ja echt. Ik heb er foto’s van gezien. Dat je dus met je moeder samen naar zo’n martelaar gaat en je voor eeuwig laat onderkliederen. Jongens! Het moet toch niet gekker worden? Of loop ik nou hopeloos ouderwets te doen en hoor ik er echt niet meer bij?

 

Hoezo, flauwe grap?

 

M’n vader vertelde trouwens heel vroeger op een feestje een keer aan een collega, (waar ik bij was), dat ‘ie ook een tatoeage had. Ik schrok me een hoedje, want als kind vond ik iemand met een tatoeage eigenlijk harstikke eng. Mijn vader? ‘Jaja’, zei hij, ‘ik heb een beer laten tatoeëren. Heel lang geleden al. Op m’n achterste.’ Hij zou die beer meteen even laten zien aan die collega, trok z’n broek aan de tailleband op z’n rug een eindje van zich af, keek achterom naar beneden en zei: ‘Ach… dat is nou toch ook jammer, zit ‘ie net in z’n hol, zul je altijd zien’.

 

 

 

Door Franska

Fotografie sfeerbeeld: Carmen Vos. Fotografie portret: Esmée Franken. Visagie: Charlotte van Gulik, Haar: Isabella Greuterwitte-balk-met-bol-franska