May, Flo en de nieuwe buren
De bel is nog niet aangesloten. Met een tikje schroom, het voelt toch altijd wat intiem, volg ik het kiezelpad langs hun huis naar de achterdeur, daar waar ik stemmen hoor.
Het gonst al een tijdje; het beeldschone en behoorlijk omvangrijke pand op de hoek van ons parkje is verkocht. En nu ze toch bezig zijn, heeft de koper het aangrenzende perceel er ook maar bijgedaan. Daarop staat een klein gebouwtje dat dient als kantoor van iemand, en dat de nieuwe eigenaar aanbiedt aan de aangrenzende buren. Dat kleine bijgebouw, dat ergens aan het eind van zijn tuin bungelt, heeft hij namelijk niet nodig. Het gaat hem er vooral om dat hij zeker weet dat er niemand pal naast zijn villa gaat bouwen. Af en toe is er bouwoverleg en staat de auto van de nieuwe buren voor de deur. En dan gluren de jongens uit de buurt over de heg. Zo’n auto, die is bijna een huis waard.
Gemengde gevoelens heb ik. Ik ben blij dat ik vanaf ons slaapkamerbalkon weer kijk naar de tuin van een gezin in bloei. Tegelijkertijd voel ik de paniekknop langzaam aangedraaid worden. Want deze mensen, die zo gelukkig zijn met hun verse paradijs, weten niet dat wij hier wonen. Op zich best vriendelijke mensen, maar wel met een meisje dat de rust kan, wil en zal verstoren. Dat ook in die beeldschone tuin wil spelen, vanaf het balkon hun kinderen wil bekijken en op een donkere dag misschien wel met een versterkt volume roept dat het speelgoed in hun tuin eigenlijk haar toebehoort. Visioenen van gezellige tuinfeesten waarbij ik met al mijn kracht en energie ons kind letterlijk binnen de perken probeer te houden. Ik ben gewoon zo bang dat ik een minpuntje ben in hun nieuwe veilige haven.
Op de dag dat een opgepoetste XXL-verhuiswagen, niet van het type studentverhuizers.nl, het parkje op komt rijden, fiets ik naar Jasmijn, de mooiste bloemist van Haarlem, en haal daar een klein welkomstboeket. Aan het einde van de dag, op het moment waarop ik me kan voorstellen dat alle dozen zo’n beetje in de juiste hoeken zijn geduwd, wandel ik hun kiezelpad op richting de voordeur. Geen reactie. De bel is nog niet aangesloten. Met een tikje schroom, het voelt toch altijd wat intiem, volg ik het kiezelpad langs hun huis naar de achterdeur, daar waar ik stemmen hoor.
Ik krijg een knuffel en een ontzettend “dat had toch niet gehoeven” van een heel blij stel. Alleen, mijn bezoekje is niet perfect getimed, want ze staan op het punt om alles in huis even door te lopen voor de final check met degene die hen heeft geholpen met de inrichting. Ik wapper een ‘natuurlijk, geen probleem’ en zeg dat als ze ooit oppas nodig hebben, mijn middelste beschikbaar is. Omdat ik merk dat het misschien wat gek is dat je middelste wél en je oudste níet kan, zeg ik zo luchtig mogelijk dat ze een beperking heeft en daardoor weliswaar 15 is, maar het vermogen heeft van een kind van vier. Vijf misschien. “Mijn zusje ook!” Mijn verse buurman klinkt bijna blij. En daar hebben we meteen een band die je met geen tien kennismakingsborrels zou kunnen evenaren. Want elk huisje, ja, ook dat hele blinkende exemplaar, heeft z’n kruisje.