Niemand de deur uit!

 

‘Niemand de deur uit!’ Ik roep het nu ook weleens, maar och wat meende ik het toen écht.

 

 

 

De angst die ik voelde toen ik als kassier werkte en een keer lollig dacht te wezen, kan me nu opnieuw bekruipen als ik terugdenk aan dat ene moment. De paniek trekt dan weer mijn lijf binnen, via elke vezel waar paniek kan binnendringen.

 

Gut, wat was ik geschrokken toen ik zomaar duizend gulden kwijt was.

 

Gulden, ja. Dat klinkt nu niet meer als veel geld, maar in verhouding was één zo’n briefje toen nog gewoon een maandinkomen. Voor de starters van begin jaren tachtig was het toen net zo’n beroerde tijd als het nu is voor de huidige starters. Want ook tóen was er woningnood, dreigde er oorlog en speelden we met vuur als het om het milieu ging.

 

Wij hadden toen een gat in de ozonlaag en zure regen. Je zou denken dat ik daar als huidige (bijna) bejaarde dus heel kalm onder blijf, maar dat is helaas ook weer niet zo. Ik vind met name het milieuonderdeel nu eigenlijk nog véél enger en dreigender, maar ik moet wel toegeven dat ik bij de woningnood van nu iets relaxter reageer.

 

‘Komt wel goed, schatje,’ roep ik nu tegen mijn kinderen. ‘Blijf maar lekker bij mama wonen, en spaar maar flink. Dan kun je straks – als de huizenprijzen weer dalen omdat niemand meer de moeite neemt om überhaupt nog te gaan kijken, en de markt dus weer helemaal instort – voor een mooie prijs een heel solide huis kopen. En daar dan weer winst op maken als je weer ergens anders wilt gaan wonen.’

 

‘Het maakt alleen wél dat de huizen daarna weer gewild worden, en dat de prijzen dus wéér gaan stijgen. En dat jullie tegen je kinderen dus weer moeten zeggen: “Niet in paniek raken, jongens, want het komt straks vanzelf weer goed.” Economie bestaat nu eenmaal uit golfbewegingen, en dat zal altijd zo blijven.’

 

Maar duizend euro kwijt zijn, dat ís en blijft een dingetje. En ik moest daaraan denken toen ik die reclame van de Staatsloterij voorbij zag komen, waar iemand een dansje maakt tussen een heleboel ronddwarrelende geldbiljetten. De droom van ieder mens, zou je denken. Maar niet meer van mij. Ik vind het een nachtmerrie.

 

Toen ik nog kassier was bij een bank heb ik mezelf en twee collega’s dat gevoel namelijk een keer echt bezorgd. Ik had in mijn hand een stapeltje van honderd briefjes van duizend gulden, en zei tegen mijn collega’s: ‘Zullen we? Eén keertje?’

 

‘Jaaaaaa!’ riepen zij in koor. En toen deed ik het.

 

Ik gooide de stapel omhoog en daar gingen we. Dansen tussen honderd neerdalende briefjes van duizend gulden. Het duurde geen vijf seconden, maar het gaf inderdaad een ongelooflijk rijk gevoel.

 

En daarna raapten we alles weer netjes bij elkaar, en gingen snel weer aan het werk alsof er nooit iets gebeurd was.

 

Ik telde de stapel en kwam op… 99 stuks.

 

Slik. Duizend euro pleite!!

 

‘Ik ga’, riep de collega die eigenlijk niet in het beveiligde hok mocht komen, maar even iets moest ophalen.

 

‘O, nee,’ riep ik in paniek, ‘er gaat hier niemand de deur uit voordat dat ene briefje weer is gevonden!’

 

‘Maar ik moet plassen’, riep de andere collega.

 

‘Dan heb je pech’, was mijn antwoord. Met een kasverschil van een maandsalaris ga je echt geen risico nemen, en word je blijkbaar heel onaardig. Ik gooide dus meteen de dikke beveiligde deur op slot (ramen konden sowieso al niet open daar), trok alle rolluiken naar beneden en gaf een bevel tot zoeken. ‘Nu!’

 

Het zweet brak me uit, en ik heb me nog nooit zo dom gevoeld als toen. Maar goddank vond ik na een minuut of tien zoeken, achter de radiator, mijn geluk weer terug. Pffff.

 

Maar als je die reclame dus ziet, weet dan: zo’n fantastisch fijn gevoel geeft dat dansen in geld je dus niet. Het kan je ook het gevoel bezorgen dat je in een horrorfilm bent beland.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke